Vandaag vond weer een SURFnet Challenge day plaats. Aan de hand van een casus lieten acht leveranciers in pilotvorm zien hoe hun producten gekoppeld kunnen worden aan de SURF-demo-omgeving van de modulaire leeromgeving. Ik werd enthousiast van wat ik zag. Tegelijkertijd heeft het onderwijs nog te maken met heel wat uitdagingen. Die hebben minder te maken met de techniek.
Al vele jaren hebben we het tijdens conferenties over de ambitie van het onderwijs om meer gepersonaliseerd en flexibel onderwijs te verzorgen. Daarnaast bestaat er ontevredenheid over de bekende ‘all-in-one’-leermanagement systemen (niet flexibel, te gesloten, te duur).
Menigeen droomt al lange tijd van een modulair opgebouwde digitale leeromgeving waarbij verschillende applicaties met elkaar de verschillende onderwijsprocessen kunnen faciliteren zonder dat de gebruiker het gevoel heeft in meerdere applicaties te werken. Bovendien wordt data dankzij standaarden uitgewisseld tussen de ‘modules’. En als je de ene applicatie wilt vervangen door een beter, dan moet dan zonder problemen kunnen. Een mooie droom, maar nog geen praktijk waardoor instellingen nog steeds kiezen voor alles-in-één systemen die worden gecombineerd met andere toepassingen.
Om handen en voeten te geven aan een modulair systeem heeft SURF leveranciers uitgedaagd om onderwijsinstellingen te laten zien hoe hun applicaties gezamenlijk zo’n flexibele leeromgeving kunnen vormen. Acht leveranciers zijn hiervoor geselecteerd en hebben meegedaan aan een pilot in de SURF-demo-omgeving van de modulaire digitale leeromgeving.
Uiteindelijk is een cursus in deze demo-omgeving gemaakt waarin nep-studenten (leden van de Special Interest Group DLWO) allerlei leeractiviteiten moesten uitvoeren. Nep-docenten (werkzaam voor SURF) hadden ook de taak om deze studenten hierbij te begeleiden. Vandaag zijn de bevindingen van deze pilot gepresenteerd. Ik mocht in een panel reageren op vragen, en ook zelf vragen stellen.
Ik ben vanochtend gestart met het formuleren van mijn verwachtingen ten aanzien van zo’n modulaire leeromgeving:
- Je logt 1x in en kunt dan van alle modules gebruik maken.
- Je hebt één persoonlijk dashboard als gebruiker met alle relevante notificaties over opdrachten, toetsen, mededelingen, etc.
- Data die in de ene module wordt gegenereerd, kan in de andere module worden gebruikt. Bijvoorbeeld: resultaten van oefeningen in I Hate Statistics worden in het LMS zichtbaar.
- Als je een module vervangt, dan verdwijnen de data niet uit de andere module. Dus als je een toetsapplicatie vervangt, blijft de toetsdata in de monitor zichtbaar.
- Als gebruiker heb je het gevoel in één omgeving te werken.
- Je wilt alleen voor functionaliteiten betalen die je als organisatie gebruikt. Nu gebruiken onderwijsinstellingen veel applicaties waarvan zij maar een deel gebruiken (en toch het volle pond betalen).
- Het onderwijsproces moet door de flexibele leeromgeving gestructureerd worden ondersteund. Via het portaal moet je bij je opdrachten etc komen. Je wilt geen applicaties gebruiken, maar functionaliteiten.
- Dankzij koppelingen moeten cursussen, vakken en groepen in verschillende applicaties gebruikt kunnen worden. Lerenden moeten automatisch op de juiste plek terechtkomen.
Zoals gezegd presenteerden vandaag acht leveranciers hun bevindingen. Daarnaast vertelden ook de nep-studenten hun ervaringen, terwijl aan het eind de nep-docenten ook aan het woord kwamen.
Wat is mij hierbij opgevallen?
- Er werden diverse opmerkingen gemaakt over het didactisch gebruik van verschillende applicaties, en van de omgeving als geheel. Bijvoorbeeld over het online welkom heten van studenten (wat in de pilot niet gebeurd was), over het belang van online begeleiding of over de kwaliteit van de feedback. Belangrijke zaken, maar wat mij betreft niet heel belangrijk als je de techniek van de koppelingen en integraties wilt testen.
- Het viel me op dat van de geteste standaarden (LIS, xAPI, LTI, SAML en VOOT) alleen VOOT niet is gerealiseerd. Deze standaard zorgt onder meer voor groepsindelingen. Met name xAPI en LTI zijn vaak toegepast. Dat betekent dat bijvoorbeeld data uit een formatieve toets van in Xerte ontwikkelde leerstof terecht komen in de monitortool van een leermanagement systeem of Learning Record Store. Het viel me ook op dat ik inloggen via SURFConext (gebaseerd op SAML) als heel vanzelfsprekend beschouw.
Een enkele leverancier had hier echter moeite mee. De standaard LIS is gebruikt om data uit Gradework te koppelen met een student informatiesysteem. Dat ging ook goed. - Zowel kleine bedrijven als leveranciers van grotere omvang hebben aan de pilot meegedaan. De kleinere leveranciers hebben fors moeten investeren in het adopteren van standaarden (waarbij xAPI betrekkelijk eenvoudig verliep). Leveranciers als Kaltura hebben LTI-koppelingen etc al gereed.
- De visuele integratie van applicaties viel mij niet tegen. Wel is helaas een aantal keren ervoor gekozen dat integratie plaatsvond via een link. Een van de conclusies was ook dat als applicaties elk apart een heel intuïtieve interface hebben, gebruikers aparte interfaces ook accepteren. Dat doen we op een smartphone of tablet immers ook. Een aantal applicaties heeft echter best een complexe interface. Dan werkt dat niet.
- Er is geen gebruik gemaakt van een persoonlijk dashboard op het niveau van de portal. Dat betekende dat gebruikers notificaties niet op één plek ontvingen. Dat is wel wat ik zou verwachten. Wellicht moet je hiervoor aansluiten bij standaarden van portal software, in plaats van onderwijsstandaarden.
- Ondanks dat de demo-leeromgeving verschillende functionaliteiten had, zochten de studenten elkaar nu ook buiten de leeromgeving om (communicatie via Skype). De meningen blijven verdeeld of je studenten eigen communicatiekanalen moet laten gebruiken of dat je als instelling hier voorzieningen voor dient te treffen. Wellicht verschilt dat per doelgroep. Ook is het afhankelijk van de aard van de informatie die opgeslagen wordt in de communicatiekanalen.
- Er werden door leveranciers kritische opmerkingen gemaakt over de kwaliteit van de LTI-standaard. Deze zou ook slecht gedocumenteerd zijn.
- Een applicatie voor online begeleiding, Pluform, genereert kwalitatieve data. Deze is lastig te analyseren in een learning record store. De vraag is ook af je deze data nodig hebt voor je begeleiding.
- Tijdens de sessie kwam sowieso de vraag naar voren welke data je nodig hebt om een student te kunnen begeleiden. Je moet ook helder communiceren richting studenten waarom je data verzamelt en analyseert.
- Je hebt als onderwijsinstelling niet alleen te maken met studenten en docenten, maar ook met andere belanghebbenden (denk aan medewerkers van arbeidsorganisaties).
- SURF heeft ook een demo omgeving voor learning analytics ontwikkeld die gekoppeld is aan de modulaire leeromgeving. Op verschillende manieren heeft men data verzameld (via ontwikkelde modules en via leveranciers door middel van xAPI). Aan de ene kant liet learning analytics rond een aantal informatievragen duidelijk zien hoe je studenten kunt volgen. Aan de andere kant kwam het geheel nogal fragmentarisch op mij over (geen overzicht in één oogopslag). De implementatie van de koppeling met learning analytics verliep vrij eenvoudig (link toevoegen).
- Je loopt in zo’n pilot ook tegen veel kleine problemen aan die wel verstorend kunnen werken en in een productieomgeving opgelost moeten zijn. Je hebt bijvoorbeeld een developer key nodig om Kaltura binnen een LMS te activeren. Ook bleek dat in het Kaltura domein geen relatie was gelegd met het LMS-domein. Third party cookies verhinderden daardoor aanvankelijk dat video’s konden worden afgespeeld.
- Er zijn meer standaarden waarmee gekoppeld kan worden (OneRoster, Caliper).
- Als je applicaties wilt gaan integreren zul je vooral ook standaarden moeten afspreken op het gebied van data en informatie. Verstaan we allemaal binnen onze organisatie hetzelfde als we het hebben over vak of cursus? Informatie in het student informatie systeem moet volledig, evident en eenduidig zijn. Dat is allesbehalve het geval. Verder vraagt het configureren van een modulair samengestelde digitale leeromgeving vaak om heldere afspraken rond bedrijfsregels (wie mag bijvoorbeeld wat). Is de ICT-afdeling klaar om flexibel in te spelen op de modulaire leeromgeving? Zijn opleidingen/sectoren/faculteiten klaar om flexibel in te spelen op de modulaire leeromgeving? Ook moet je van tevoren goed nadenken of je wilt werken met een groepsopdracht of een individuele opdracht. Als een groep werkt aan een individuele opdracht, dan krijgt maar één student een cijfer en feedback.
- Wie is degene die de meeste baat heeft bij deze omgeving? De student? De docent? De leverancier? Leveranciers met producten met een beperkte scope wel. Maar ook degenen die marktleider zijn op het gebied van leermanagement systemen? Ik zie hier nog weinig beweging (wel wat betreft koppelen, maar niet wat betreft het modulair aanbieden). En ik zie grote onderwijsinstellingen niet afhankelijk willen worden van ‘kleine bedrijven’.
- Hebben we nog wel een LMS nodig? Wel een systeem waarmee je leerstof op een gestructureerde manier kunt ontsluiten en waarin we wellicht monitoren hoe studenten met die leerstof omgegaan. It’s an LMS, Jim, but not as we know it. Overigens gebruikt de Open Universiteit voor deze functie aangepaste portal software. De leeromgeving yOUlearn komt dicht in de buurt van een modulaire digitale leeromgeving (maar niet helemaal).
Terug naar mijn verwachtingen. Wat is tot nu toe waargemaakt?
- Je logt 1x in en kunt dan van alle modules gebruik maken: gereed.
- Je hebt één persoonlijk dashboard als gebruiker met alle relevante notificaties over opdrachten, toetsen, mededelingen, etc.: niet gereed.
- Data die in de ene module wordt gegenereerd, kan in de andere module worden gebruikt: gereed.
- Als je een module vervangt, dan verdwijnen de data niet uit de andere module: ik heb het hier in één van de pauzes over gehad. Waarschijnlijk is dit mogelijk omdat deze data aan studenten zijn gekoppeld.
- Als gebruiker heb je het gevoel in één omgeving te werken: deels gereed.
- Je wilt alleen voor functionaliteiten betalen die je als organisatie gebruikt: dit is maar heel kort aan de orde gekomen. Dit vraagt verandering van business modellen van leveranciers. Zoals gezegd zie ik wat dat betreft geen beweging bij leveranciers zoals Blackboard, Desire2Learn of Instructure. Bij Moodle betaal je geen licentiekosten en speelt dit minder. Hooguit is het bij deze omgeving de vraag hoe je functies de-activeert.
- Het onderwijsproces moet door de flexibele leeromgeving gestructureerd worden ondersteund. Je wilt geen applicaties gebruiken, maar functionaliteiten: de demo-omgeving ging uit van applicaties en leeractiviteiten. Maar voor een demo-omgeving is dat acceptabel.
- Dankzij koppelingen moeten cursussen, vakken en groepen in verschillende applicaties gebruikt kunnen worden. Lerenden moeten automatisch op de juiste plek terechtkomen: niet gereed.
We zijn, kortom, weer een stap dichterbij de modulair opgebouwde digitale leeromgeving. Daar word ik vrolijk van. Er zijn nog technische barrières te slechten, maar vooral ook organisatorische belemmeringen. Uiteraard is het didactisch doordacht gebruik ook nog een hele klus. Maar dat wisten we.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie