Impressie dag 2 Dé CvI Conferentie 2024 (Durf, Doe, Deel)

Deze week vond in Noordwijkerhout editie 2024 van dé CvI Conferentie plaats. Ongeveer 1300 medewerkers van mbo-instellingen en onderwijspartners kwamen bij elkaar om kennis en ervaringen uit te wisselen rond tal van thema’s. In deze blogpost vind je mijn impressie van dag 2.

Durf. Doe.Deel. CvI conferentie

MBO Talks

Tijdens deze conferentie is ook ruimte voor zogenaamde MBO Talks (in totaal 28). Dat zijn korte presentaties rond diverse thema’s waarmee de sprekers ook nog eens een prijs kunnen winnen. Elke sessieronde is er ruimte voor drie MBO Talks.

Pascal van der Kaa sprak over een spanning tussen ‘die hard‘ onderwijsmensen en centrale diensten bij onderwijsvernieuwing. Daarbij heb je vertalers nodig die de vertaalslag maken tussen onderwijs en zaken als IT, processen etcetera. Die vertalers hebben van allerlei zaken verstand nodig (veranderkunde, onderwijs, IT, etc). Zijn dat schapen met vijf poten die niet bestaan? Daarmee moet je bijvoorbeeld voorkomen dat inkopers laptops zonder camera’s aanschaffen (echt gebeurd). Dergelijke issues belemmeren onderwijsinnovaties en leiden tot frustraties. Op landelijk niveau spelen dergelijke issues ook. Bijvoorbeeld als het gaat om flexibilisering. Wat kun je doen? Schapen met vijf poten zoeken? Of investeren in je eigen expertise? Je verdiepen in de andere kant? Ga als IT-er eens les geven? Verdiep je als docent ook eens in de MORA. Of creëer als sector in een pool met deskundige ‘vertalers’.

Marc van der Meer blikte vooruit naar MBO 2030. We beschikken dan volgens Marc over een regionaal ecosysteem. Voorbeelden van regionale ecosystemen zijn Brightlands of Brainport. Of de Pharmaregio in Oss. Het zijn multidisciplinaire consortia met partners uit bedrijfsleven, onderwijs, etc. Ecosystemen zien er heel anders uit omdat ze verspreid zijn of niet, compleet of niet. Dit is ook een internationale vorm van samenwerking. Toch weten we er ook weinig van. Hoe werkt zo’n systeem en waarom zijn die ecosystemen zo belangrijk geworden?

We kennen bijvoorbeeld ook onderwijsregio’s als ecosysteem. Om bijvoorbeeld lerarentekorten te bestrijden. Alleen: we weten niet of dit oplossingen zijn voor problemen. Daarom moeten we beleidsanalyses zo organiseren dat we niet alleen kijken naar KPI’s, maar ook de zachte indicatoren analyseren. Vraag daarbij uit wat er feitelijk gebeurd, wat de ontwikkeling is. Kijk naar leading indicators: competentieontwikkeling, nakomen van afspraken, samenwerking over werving, enzovoorts. Vragen naar ambities en naar de termijn waarop deze gerealiseerd moeten worden. Het verschil tussen ambities en de huidige situatie. Volgens Marc zou je veel systematischer moeten kijken naar wat er gebeurt, en die gegevens systematisch terugkoppelen. Wat moeten we morgen doen? Dat is afhankelijk van de je taken en verantwoordelijkheden.

Hannah Huizinga en Diewertje Rusticus zijn onderzoeksdocent binnen Noorderpoort.  Zij faciliteren via innovatieplatform Innospot experimenten van innovaties. Deze starten met de vraag ‘Hoe kunnen we…?’ Zij kijken naar de effecten van experimenten onder meer op de innovatiecultuur van de organisatie. Er gebeurt vaak veel aan innovatie, maar dat is niet altijd zichtbaar. En zaken als krimp, en andere stressfactoren, belemmeren innovaties ook (spanningsveld). Running the business en changing the business moeten dan bij elkaar komen. Experimenten binnen Noorderpoort kunnen budget krijgen voor innovaties. Het budget wordt bijvoorbeeld gebruikt om docenten een deel van hun tijd ruimte te geven om te innoveren. Bijvoorbeeld: sportdocent die studenten met een migratieachtergrond een zwemdiploma helpt te krijgen zodat zij aan een watersport mee kunnen doen. Een dergelijke aanpak vraagt volgens hen ook samenwerking tussen onderwijsinstellingen om het spanningsveld rond innovaties hanteerbaar te maken. Hoe brengen we vergaarde kennis in de onderwijspraktijk? Ruimte voor docenten is daar essentieel voor.

Michelle Linders en Ronald Ferket deelden ervaringen met Kennispact MBO Brabant waar arbeidsmarkt en onderwijs bij elkaar te brengen om betrokkenen voor te bereiden op snelle veranderingen. Data en AI spelen daar een belangrijke rol bij. Deze elementen zie je echter nog niet in curricula terug. Wat betekent dat voor bekwaamheden van studenten en docenten? Michelle en Ronald gingen ook in op data tunnelvisie. Je kunt dat via een game ontwikkelen en ervaren welke data wordt opgeslagen. Binnen Burgerschap kun je deze game gebruiken. Zij proberen mbo professionals en studenten van verschillende vakgebieden samen upskillen op het gebied van data en AI. Via een practoraat Data Impact doen ze daar onderzoek naar (Delphimethode) en dat moet leiden tot een framework van competenties voor tal van sectoren. Meer weten?

Gepersonaliseerd leren – Marc van der meer en anderen van MBO 2030

Marc van der Meer is betrokken bij de toekomstverkenning MBO 2030. Gepersonaliseerd leren speelt daarin een belangrijke rol. Het is een dynamisch leerconcept waarin de lerende centraal staat en waarin de lerende flexibel en op de persoon afgestemd leerarrangement doorloopt. Lerenden switchen daarbij tijdens het leren van route. Meer zelfregie speelt daarbij een belangrijke rol, maar is complex. Diverse factoren beïnvloeden dit (IT, huisvesting, planning, systemen, besluitvorming, professionele ontwikkeling, enzovoorts). Ook culturele factoren beïnvloeden dit, niet alleen structurele factoren. Over die factoren hebben wij met elkaar gesproken. Bijvoorbeeld: weten we of en zo ja voor welk probleem gepersonaliseerd leren een oplossing is. Vervolgens is Inge Dammers van ROC Mondriaan ingegaan op een voorbeeld van gepersonaliseerd leren. Zij gebruiken gepersonaliseerd leren om tekorten in de zorg aan te pakken.  Bijvoorbeeld door studenten met een verschillende achtergrond verschillend te benaderen. CanMed’s rollen zijn dan uitgangspunt. Studenten kunnen op elk moment in de studie aan te geven of zij werkzaam zijn in een hoogcomplexe of laagcomplexe situatie. Ze bepalen hoe ver zij zijn, en zien de voorgang. Docenten krijgen ook inzicht in de groep docenten. zie www.programlab.com. Andere conclusies ten aanzien van bevorderende en belemmerende factoren:

  • Klassen zijn systemen en dat vertaalt zich ook in gebouwen en ruimtes. Hoe verhoudt zich dat tot de huidige situatie?
  • Bij kleine groepen is het makkelijk schakelen, maar bij opschaling loop je tegen problemen op (o.a. IT). Je moet dan ook schakelen op meerdere niveaus.
  • De cirkel van invloed speelt een rol.
  • Op welke manier krijg je ruimte op het gebied van regelgeving (bekostiging, CREBO’s, meten van rendementen)?
  • Vertrouwen in de sector is voorwaardelijk.
  • Betrokkenheid en draagvlak wisselen binnen instellingen en teams (waarom doe je dit, wie doet dat, hoe, etcetera).
  • Borgen van resultaten en fouten durven maken.
  • Informeel leren vanuit een gevoel van urgentie is van belang, en een gevoel van eigenaarschap.
  • Leren leven, kiezen, leren en werken. Dat geldt voor studenten en medewerkers.
  • Starten vanuit een gezamenlijke visie van belang.
  • Er zijn studenten die veel structuur nodig hebben en een vast programma, maar ook studenten die hun eigen weg willen volgen. Beiden zou je moeten kunnen bedienen.
  • Het verschil tussen persoonlijk leren en gepersonaliseerd leren is als verschil tussen karamel en gekaramelliseerd (Stephen Downes, als ik me niet vergis). Verder is er een verschil tussen gepersonaliseerd leren en flexibel onderwijs.

Waar komen onze ideeën over creativiteit vandaan?

Willemijn Brouwer is industrieel ontwerper en begeleidt veel creatieve sessies. Zij is ook docent bij de TU Delft, en geeft onder meer les op het gebied van creativiteit. Willemijn nam ons mee door de westerse geschiedenis over ideeën ten aanzien van creativiteit. In de tijd van de oude Grieken dacht men dat je twee kamers in je hoofd had. Muzes bliezen inspiratie in de ene kamer, in de andere kamer deed je daar wat mee. Maar dat laatste was niet zo belangrijk. De Goden creëerden eigenlijk. Als je in de Middeleeuwen creëerde, werd je voor heks uitgemaakt. Dat veranderde in de Renaissance. Toen konden ook mensen creëren, bijvoorbeeld schilders. In de Verlichting kwamen onderzoeksmethodes op. Toen werd de ratio belangrijk. Creëren was iets voor intellectuelen. In de Romantische periode werd gedacht dat je als kunstenaar een beetje gek moest zijn om te creëren. In de Industriële Revolutie ontstaat in 1875 het woord ‘creativiteit’. We zouden dat nu innovatie noemen, Graham Wallace heeft creativiteit als proces beschreven. In 1926. Hij onderscheidde vier fases (associatieproces):

  1. Voorbereiding
  2. Incubatie
  3. Illuminatie
  4. Verificatie (klopt het?)

Tijdens laag cognitieve taken krijg je meer ruimte in je hoofd (incubatie: tijdens het douchen op een idee komen).

Max Wertheimer heeft in de jaren 20 gepubliceerd over hoe iets gestalte krijgt. Hij wees de associatietheorie af, maar benadrukte dat je moet breken met het verleden (en met associatie). En moet bestaande mentale modellen moet doorbreken. ‘Outside the box‘ denken.

Doordat Hitler aan de macht komt, verhuizen veel intellectuelen in de jaren dertig naar de VS. Daar kwam toen het denken over creativiteit op. De atoombom laat dan zien wat ook de destructieve waarde van creativiteit is. In de jaren 60 komt creativiteit in het teken van de strijd tegen de Russen te staan. Joy Guilford stelt dan dat je creativiteit niet kunt meten met een IQ-test. Daarom introduceerde hij divergeertesten:

  • De hoeveelheid ideeën.
  • Verschillende soorten ideeën.
  • Originaliteit.
  • Uitgebreidheid.

Aan de Oostkant van de VS vindt Alex Osborn dan het brainstormen uit. Daarbij zijn veel regels van belang:

  • Meer is beter.
  • Meeliften op andere ideeën.
  • Wilde ideeën zijn het beste.
  • Uitstellen van oordelen. Dat blijkt altijd te werken.

Sidney Parnes bedenkt dan vervolgens de creatieve diamant (divergeren-convergeren; in meerdere stappen leidt dat tot problemen oplossen). Deze aanpak wordt nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld binnen design thinking. Er zit echter wat tussen divergeren en convergeren. Dat is het herstructureren van ideeën (‘reverging‘). Daar zit de echte creativiteit.

Deze benaderingen zijn volgens Willemijn echter heel psychologisch. Creativiteit doe je ook met je hart en handen. Creativiteit is je verbeeldingskracht, vindingrijkheid en veerkracht. Dat is volgens haar de basis van het voortbestaan.

Waar Sta Ik? Inzicht in de ontwikkeling van student

Tijdens de laatste sessieronde heb ik als projectleider van de implementatie van itslearning samen met Fred van der Zwet van de sector Zorg, Welzijn en Sport een sessie verzorgd over de applicatie ‘WSI’ (Waar Sta Ik?). Deze applicatie is ontwikkeld om studenten te evalueren op basis van hun bekwaamheid op het gebied van verschillende werkprocessen.

Graafschap College is bezig met de implementatie van itslearning. Binnen itslearning kun je de voortgang van studenten op verschillende manieren volgen.  Itslearning bevat echter geen functionaliteit voor ‘holistisch evalueren’. Behalve dat dit een ‘jeukwoord‘ is, is dit een benadering waarbij de gehele prestatie van een lerende wordt beoordeeld, met aandacht voor context, proces en uiteindelijk eindresultaat, in plaats van afzonderlijke onderdelen los te beoordelen. Je wilt lerenden bijvoorbeeld ook beoordelen op het niveau van werkprocessen (zoals ‘zorgen voor een veilig pedagogisch klimaat’ of ‘oplossen van eenvoudige technische problemen’), of bekwaamheden (zoals ‘communiceren’ of ‘samenwerken’). Binnen de zorgopleidingen van Graafschap College gebruiken ze al jaren een aparte tool hiervoor. Daarom hebben we besloten om een vergelijkbare tool hiervoor te ontwikkelen die via itslearning kan worden gebruikt. Alle opleidingen, die met itslearning werken, kunnen hier gebruik van maken. De applicatie kan overigens ook met andere leermanagement systemen, zoals Canvas of Moodle, worden geïntegreerd.

Voordat we besloten om WSI te ontwikkelen, hebben we eerst gekeken naar bestaande oplossingen op de markt. Deze bleken echter vaak te complex en te duur voor onze behoeften. Daarom zijn Graafschap College en het bedrijf DLearning aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een eigen oplossing binnen de applicatie Xerte die specifiek aansluit bij onze eisen en de mogelijkheid biedt tot integratie met itslearning.

De werking van WSI is eenvoudig en gebruiksvriendelijk:

1. Studenten gaan via itslearning naar de WSI-applicatie en maken daar een ‘WSI’ aan (op basis van een template dat door de opleiding is gemaakt).
2. De student bepaalt wie de ontwikkeling van de student moet waarderen, en geeft deze personen toegang tot de WSI. De student kan de eigen ontwikkeling ook evalueren.
3. Degenen die uitgenodigd worden -vaak docenten en praktijkbegeleiders- krijgen toegang tot de WSI van de student.
4. De verschillende beoordelaars vullen de WSI in. Binnen de applicatie vinden zij informatie, zoals een rubric met criteria per werkproces.
5. Op basis van de verschillende beoordelingen wordt een rapportage in de vorm van een spinnenwebdiagram gegenereerd. Deze rapportage dient als basis voor verdere begeleiding en reflectie. Deze rapportage kan ook worden opgeslagen in het e-portfolio van de student. Dit geldt ook voor het bewijsmateriaal dat ten grondslag ligt aan de waardering.

Spinnenweb diagram

Fred en ik hebben vervolgens dit proces gedemonstreerd vanuit drie perspectieven (student, interne docent, externe praktijkopleider). Samen doorliepen we het proces van het aanmaken en invullen van een WSI, waarbij we de verschillende functionaliteiten van de applicatie lieten zien. Dit omvatte het uitnodigen van beoordelaars en het genereren van rapportages.

Na de demonstratie hebben we de deelnemers gevraagd om met hun buur te bespreken of deze aanpak relevant is voor hun eigen instelling. Belangrijke overwegingen waren onder andere de onafhankelijkheid van het LMS en de mogelijkheid om de applicatie aan te passen aan specifieke behoeften.

Tenslotte ben ik kort ingegaan op de architectuur van WSI.

  • De applicatie kan geïntegreerd worden met verschillende LMS-systemen zoals Canvas, Moodle en itslearning via LTI (Learning Tools Interoperability).
  • Er wordt gebruik gemaakt van Xerte voor het maken van de templates en aanvullende informatie, van Moodle om het aanmaken van en toegang geven tot WSI’s en van een learning record store voor het opslaan van leeractiviteiten.
  • Custom PHP-scripts worden ingezet voor het beheer van WSI’s, zoals het aanmaken van nieuwe WSI’s en het uitnodigen van beoordelaars.

Na de presentatie was er ruimte voor vragen. Bijvoorbeeld:

  • Kun je ook kwalitatieve feedback in het ‘spinnenweb’ achterlaten? We hebben er bewust voor gekozen om die feedback in het e-portfolio te plaatsen. Maar op zich kan het wel.
  • Zou je dit niet in Forms kunnen bouwen? Daar is naar gekeken. Die oplossing schiet echter tekort.

Andere instellingen kunnen overigens ook beschikken over de WSI.

Hieronder vind je de presentatie:

 

Afsluiting

Na een gesprekje met de docent van het najaar, en het uitreiken van de prijs voor de beste MBO Talk, mocht cabaretier Andries Turnu de CvI-conferentie afsluiten. Hij verzamelde onder meer uitspraken over de conferentie en maakte daar een Nederlandstalige rap van. Erg leuk.

Tot slot

Ik ben een trouw bezoeker van de CvI-conferenties. Het is een mooie gelegenheid om mensen uit deze sector te ontmoeten. Het concept van leren van en aan elkaar is fraai. De organisatie zit goed in elkaar, en de vega/vegan-buffetten zijn heerlijk. Als flexitariër vind ik het een prima keuze om tijdens conferenties vega/vegan eten te serveren. Dit eten lust iedereen en velen van ons -ook ik- hebben de rest van het jaar al genoeg mogelijkheden om vlees/vis te eten.

Het waren dus weer twee fijne dagen. Alle lof weer voor de organisatie. Tot volgend jaar in Veldhoven.

Lees ook mijn impressie van dag 1.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *