Ik stem 1 juni “ja”!

Woensdag aanstaande mogen we in Nederland voor het eerst stemmen bij een referendum. En gelijk al over een complex onderwerp: de Europese "grondwet".
Ik stem volmondig voor, en hoop dat de meerderheid van de Nederlanders dat ook doet. Ik zal proberen uit te leggen waarom.

Verleden jaar, tijdens de zomervakantie, heb ik "In Europa" van Geert Mak gelezen. Een enorme pil van meer dan 1200 pagina’s (dikker dan het onderwerp van dit referendum).

Maar ook een erg indrukwekkend document over de geschiedenis van Europa. Eén conclusie, die ik uit dit boek heb getrokken, is dat het proces van Europese integratie niet alleen erg belangrijk is uit het oogpunt van conflictpreventie, maar dat het ook een proces van lange adem is.

Walther Rathenau (een vooraanstaand Duits politicus die in 1922 werd vermoord door nazi’s) wilde al in 1913 een soort Europese Unie oprichten (p. 284). De Franse politicus Briand pleitte in 1929 voor een soort "federaal bondgenootschap voor alle Europese landen" (p. 290). Pas in 1952 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht. Lange tijd werd Europa gedomineerd door "markt en munt", en kon je niet echt spreken van een democratisch Europa.

Het grondwettelijk verdrag waarover we gaan stemmen, brengt daar verbetering in. Dit verdrag is niet ideaal. Het is een duidelijk compromis tussen veel betrokkenen. De totstandkoming ervan heeft zich wel in redelijke openbaarheid voltrokken. Ik beschouw dit verdrag ook niet als het sluitstuk van Europese integratie, maar als een volgende stap in een langdurig proces. Europa is niet af. Maar we kunnen woensdag wel een kleine stap vooruit zetten door "ja" te stemmen.

Erg inspirerend in Mak’s boek vond ik ook zijn beschrijving van de geestelijk vader van de Europese Unie, Jean Monnet (p. 841-842).  Monnet werd de eerste feitelijke "baas" van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Hij werd echter niet zo zeer door economische motieven gedreven, maar door de gedachte dat conflicten, geboren uit nationalisme, op den duur kunnen worden opgelost door boven het nationalisme uit te stijgen (p. 841).

Mak schrijft:

"Monnet wilde die internationale verhoudingen tússen de staten op den duur vervangen door soortgelijke rechtsstatelijke regels als voor burgers bínnen die staten. De macht inperken door het recht, dat was volgens hem de kern van de civilisatie. (…). Monnets leidende principe was daarbij (…) la solidarité de fait, de solidariteit van de werkelijkheid. Niet gevoelens van vriendschap scheppen een gemeenschap (…), maar omgekeerd: het gemeenschappelijk samenwerken schept de vriendschap. Er bestaat geen solidariteit zonder verantwoordelijkheid, maar in de internationale verhoudingen wordt verantwoordelijkheid pas gerealiseerd als die wordt vastgelegd in regels en instituten" p. 841-842).

Dit citaat onderstreept m.i. het bestaansrecht van het grondwettelijk verdrag, zelfs als dat niet perfect is. Volgens mij is dit in feite ook de boodschap van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer. Met name vanuit dit perspectief redenerend, stem ik dus vóór.

Bron: Mak, G. (2004). In Europa. Reizen door de twintigste eeuw. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *