Bij de implementatie van nieuwe educatieve technologie houden we vaak onvoldoende rekening met de vraag wanneer deze nieuwe technologie een succes is. Deze vraag blijkt overigens ook ingewikkeld te beantwoorden. Als wel geprobeerd wordt succes van een nieuwe educatieve technologie te meten, is de scope vaak erg beperkt.
Voordat een onderwijsinstelling nieuwe educatieve technologie gaat gebruiken, zou men volgens Matthew Lynch moeten nadenken over hoe zij het succes van dat product gaan meten. Bestuurders zouden een lijst met doelen moeten opstellen, die zij hopen te bereiken dankzij die educatieve technologie.
Voordat je bijvoorbeeld een applicatie voor wiskunde gaat uitrollen, zou je moeten aangeven wat je verwacht dat de testscores zullen zijn. Ook bij andere educatieve technologieën zou je een bepaalde maat moeten toepassen om het succes ervan te kunnen meten.
Verder meent Lynch dat de goedkeuring door docenten een belangrijke indicatie voor succes is. Ontevreden docenten zijn immers minder genegen om de technologie op een goede manier in te zetten.
Een derde succesindicator is gebruiksgemak. Als een educatieve technologie niet gemakkelijk te gebruiken is, dan is de kans klein dat je de verwachte resultaten bereikt.
Matthew Lynch concludeert:
By setting clear goals and metrics, taking into account teacher feedback, and considering the ease of use of a product, we can come to conclusions about the true success of a product.
Op zich is het inderdaad van belang dat je kijkt of de doelen die je nastreeft met een bepaalde educatieve technologie behaald worden. Het meten ervan is echter niet eenvoudig:
- Bij zaken als betere leerresultaten spelen altijd meer factoren een rol. Het is lastig om hogere of lagere testscores te relateren aan het gebruik van de educatieve technologie alleen.
- Het succes van een educatieve technologie wordt ook bepaald door de wijze waarop de educatieve technologie wordt geïmplementeerd. Je kunt een prachtige applicatie hebben. Als deze verkeerd wordt ingezet, bereik je je doelen nog niet.
- De tevredenheid van docenten wordt ook beïnvloed door verschillende factoren. Bijvoorbeeld door de ondersteuning in het gebruik. Het is lang niet duidelijk of (on)tevredenheid te wijten is aan de applicatie zelf. Docenten kunnen bijvoorbeeld ontevreden zijn over de performance van een digitale leeromgeving, terwijl dit veroorzaakt kan worden door de kwaliteit van het netwerk.
Het is dus niet heel eenvoudig om te meten of de doelen die je hebt als je een educatieve technologie invoert, ook worden bereikt.
Daar komt bij dat we geneigd zijn vooral te kijken naar eenvoudig te meten leerresultaten (testscores). Dat zie je ook bij onderwijsonderzoek terug. Deze leerresultaten hebben vooral -en dan ook nog slechts ten dele- betrekking op de kwalificerende functie van onderwijs. Ik ben nog geen onderzoek tegen gekomen waarbij ook onderzocht wordt wat de effecten van educatieve technologie zijn op socialisatie en persoonsvorming. Met andere woorden: de scope van wat ‘succes’ is, is erg beperkt (maar ook weer beter dan niets).
We zouden bij effectmetingen van educatieve technologie breder moeten kijken dan testscores die vooral het vermogen tot kennisreproductie uitdrukken. Dit is overigens makkelijker gezegd dan gedaan.
Het zou overigens al winst zijn als we consequent zouden nadenken over wat we willen bereiken met nieuwe educatieve technologie.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geheel eens. En het gebeurt veel te weinig, dat nadenken over de effecten van de inzet van technologie.
Elk onderzoek naar de effecten of opbrengsten van de inzet van technologie is lastig, dus het is wat mij betreft geen excuus voor het niet onderzoeken, of het niet formuleren van doelen.
Mooi dat je aandacht besteedt aan het onderwerp, dank daarvoor.