Hoe kan digitalisering bijdragen aan ‘wendbaar begeleiden en oog voor elkaar?’

Ik heb vandaag een ‘keynote’ verzorgd tijdens een onderwijsconferentie van MBORijnland. In deze presentatie ben ik ingegaan op de rol van digitalisering bij het beter hanteerbaar maken van mentale gezondheidsproblemen van jongeren (ter versterking van ondersteuning, het bevorderen van sociale verbondenheid en het onderwijsontwerp).

Diverse onderzoeken laten zien dat jongeren steeds vaker te maken hebben met mentale gezondheidsproblemen. Dit wijten onderzoekers onder meer aan de prestatiemaatschappij. Daarnaast laat onderzoek zien dat de coronacrisis van grote invloed is geweest op het welbevinden van jongeren (meestal, maar niet altijd, in negatieve zin).

Apgar en Cadmus (2022) onderscheiden de volgende oorzaken van coronagerelateerde psychische problemen:

  • Verlies en verdriet: verlies van dierbaren, verlies van gezondheid, zorgen over economische gevolgen en verlies van inkomen, omgaan met eigen ziekte en symptomen.
  • Psychologische gevolgen van de manier waarop de pandemie werd aangepakt door overheden en organisaties.
  • Veranderingen in persoonlijke routines (vooral lichaamsbeweging, slaap en eetgewoonten).
  • Quarantaine en fysieke afstand creëerden gevoelens van isolatie en eenzaamheid.

Je zou zeggen dat jongeren nu blij zijn om weer naar school te kunnen, om andere jongeren te ontmoeten. Dat blijkt echter niet altijd het geval. Last en Dopmeijer (2022) noemen hiervoor onder meer de volgende redenen:

  1. Verminderd welzijn. Welzijn beïnvloedt motivatie en studiegedrag.
  2. Gebrekkige sociale en ‘academische’ integratie. Sociale integratie is erop gericht dat studenten zich verbonden voelen met elkaar en academische integratie gaat erom dat zij zich verbonden voelen met de instelling, hun opleiding en docenten. Als deze integratie goed is, zijn studenten over het algemeen ook succesvoller in hun studie. Een gebrek aan academische integratie en binding met de instelling kan dus eveneens een verklarende factor zijn voor het probleem van half lege klassen en collegezalen.
  3. Waarom zou een student nog naar de campus komen, als alles wat hij of zij moet doen om een diploma te halen ook gewoon op afstand kan? Een les die vervangen kan worden door een video, verdient dat ook. Dit alles vraagt volgens Last en Dopmeijer om een stevige herwaardering van de campus of schoollocatie. Je zou moeten streven naar een campus waar studenten letterlijk blijven plakken. Deze auteurs stellen dat studentgedrag een afgeleide is van wat je organiseert. Het is daarom zaak om een duidelijke meerwaarde te creëren voor het komen naar locatie, en dat betekent: goed nadenken over je onderwijsontwerp.

Er zijn dan ook drie dingen die je als MBO-instelling kunt doen om mentale gezondheidsproblemen van jongeren te verbeteren.

  • Ondersteuning bieden.
  • Investeren in sociale verbondenheid.
  • Aandacht besteden aan je onderwijsontwerp.

Digitale technologie kan hierbij een faciliterende rol spelen.

Vanuit het perspectief van ondersteuning en sociale verbondenheid heb ik eerst gekeken naar de kenmerken van fysiek interacteren, asynchroon online en synchroon online interacteren.

  • Fysiek interacteren pas je op locatie toe. Je hebt daardoor minder te maken met technische problemen die communicatie tussen lerenden en de docent verhinderen. Interactie vindt op een meer natuurlijke manier plaats doordat mensen elkaar daadwerkelijk kunnen zien en rechtstreeks met elkaar kunnen spreken. Je kunt direct op de ander reageren, en als docent meteen feedback of verduidelijkingen geven aan lerenden. Je hebt meer en beter zicht op non-verbale signalen. Fysiek interacteren faciliteert sociale verbondenheid daardoor waarschijnlijk het beste.
  • Synchroon online interacteren -plaatsonafhankelijk, zelfde tijdstip- stelt je in staat onmiddellijk te reageren en heeft krachtige mogelijkheden om te interacteren, met name als het lastig of onmogelijk is om fysiek bijeen te komen. Je kunt onmiddellijk vragen stellen, vragen beantwoorden, en feedback geven. Veel mensen vinden mondeling communiceren of via chat communiceren bovendien ook makkelijker en plezieriger dan communiceren via een discussieforum. Dankzij de chat nemen vaak ook meer lerenden deel aan conversaties.
  • Asynchroon online interacteren -tijd- en plaatsonafhankelijk- is zeer ‘schaalbaar’, al zijn er ook grenzen aan het aantal lerenden dat een docent kan begeleiden. Asynchroon online interacteren is zeer flexibel. Interactie vindt in eigen tempo plaats, en op eigen niveau. Omdat lerenden in eigen tijd en tempo kunnen interacteren, is er ruimte voor verbreding en verdieping.

Ondersteuning

Deze drie vormen vullen elkaar dus aan. Maar hoe kun je ze dan inzetten voor het bieden van ondersteuning?

Fysieke interactie:
Voor het voeren van ‘moeilijke gesprekken’ (waar emoties waarschijnlijk een belangrijke rol spelen).
Voor het voeren van informele en ‘spontane’ gesprekken (o.a. bij de koffieautomaat of op de gang).

Synchroon online interactie:
Online spreekuur
Gesprek over de voortgang (dergelijke gesprekken bieden ook structuur).

Asynchroon online interactie:
Doen van mededelingen
Schriftelijke communiceren, onder meer over vragen die niet heel urgent zijn.
Monitoren van studie gedrag om op basis daarvan actie te ondernemen.

Dankzij het gebruik van digitale technologie kun je meer flexibel ondersteuning bieden (ook tussen bijeenkomsten door). Dankzij digitale technologie kun je sneller en vaker contact hebben, indien nodig (synchroon online). Er zijn mensen die kunnen zich beter of liever schriftelijk uiten dan mondeling. En omgedraaid. Je denkt ook vaak beter na bij schriftelijke bijdragen.

Investeren in sociale verbondenheid

De inrichting van gebouw of campus is ook van invloed op sociale verbondenheid. We zouden vanuit dit perspectief dan ook moeten kijken naar de (her)inrichting van fysieke leerruimtes. Mihai (2022) stelt terecht dat fysieke ruimtes nauw verbonden zijn met de leerdoelen en onderwijsvormen, maar ook met de relatie tussen studenten en docenten en tussen studenten onderling. Bestaat je gebouw uit een aula en klassen of kan men elkaar echt ontmoeten? Fysieke ruimtes moeten het mogelijk maken om te connecties aan te gaan, leren te verdiepen en om te inspireren en te motiveren. Al het andere, vooral de overdracht van inhoud, kan volgens Mihai ook elders plaatsvinden, dankzij digitale technologie.

Daarnaast kun je digitale technologie ook inzetten om sociale verbondenheid te bevorderen. Bij face-to-face leren ontmoeten we lerenden voorafgaand aan sessies, en hebben we na afloop van een les vaak nog wat ruimte om na te praten. Creëer bij synchroon online leren in/uitlooptijd. Open de sessie al voordat je les begint en sluit hem pas als er geen studenten meer in aanwezig zijn. Zo creëer je een mogelijkheid voor studenten om informeel met de docent te praten en om vragen te stellen.

Ben ook aanwezig en zichtbaar. Plaats bijvoorbeeld in de online leeromgeving af en toe een video waarin je wat van je laat horen. Bijvoorbeeld na afloop van een vakantie.

Daarnaast kunnen korte berichten (schriftelijk of mondeling) verbondenheid bevorderen. Je laat zien dat je oog hebt voor studenten. ‘Nudging’ kan studenten weer in beweging krijgen. Dergelijke berichten kunnen handmatig maar vaak ook automatisch worden verstuurd (denk dan o.a. wel aan de toon van een dergelijk bericht).

Onderwijsontwerp

Jouw onderwijsontwerp is ook van invloed op studentgedrag. Het bieden van een duidelijke structuur kan studenten bijvoorbeeld ‘bij de les’ houden. Zij hebben een helder overzicht wat aan bod komt en wat van hen wordt verwacht. Je kunt een duidelijke planning aanbrengen, met deadlines. Een leermanagementsysteem is daar meestal erg sterk in.

Daarnaast is het belangrijk dat je de tijd die je fysiek met studenten doorbrengt zo optimaal mogelijk gebruikt. Ik heb weleens meegemaakt dat studenten van een mbo-opleiding driekwart van een les individueel op hun laptop werken. Moet je daarvoor naar school komen?

Verder is het belangrijk dat je digitale technologie gebruikt voor actief leren. Een voorbeeld is het gericht stellen van vragen die studenten via de chat beantwoorden. Dat kan fysiek, maar ook synchroon online. Stel de vraag, maar vraag hen het antwoord pas te geven als jij dat zegt. Op deze manier hebben meer studenten kans om deel te nemen. Je gebruikt in de chat ‘sterretjes’ (***) om onderwerpen af te bakenen. Een ander voorbeeld is om studenten video’s te laten maken waarin zij uitleg geven over wat zij hebben geleerd. Je kunt videosets aanschaffen waarmee studenten en docenten gemakkelijk zelf video’s op kunnen nemen.

Er zijn steeds meer applicaties die actief leren bevorderen. Class is bijvoorbeeld een applicatie die je als een soort schil bovenop Zoom gebruikt. Je kunt Zoomsessies dankzij Class didactisch verrijken met allerlei functionaliteiten. Je kunt een quiz houden tijdens een sessie, maar bijvoorbeeld ook een opdracht uit je leermanagementsysteem gebruiken. Je kunt ook analyseren hoe studenten de sessie hebben gebruikt. Bijvoorbeeld hoeveel tijd ze aanwezig waren in de sessie, en hoeveel tijd ze werkten in een andere applicatie.

Een laatste voorbeeld is het geven van feedback. Geef daarbij ook eens gesproken feedback. Studenten luisteren vaak beter naar feedback dan dat zij feedback lezen. Je kunt ook feedback geven op de rode draad van uitwerkingen, waarbij je ook verwijst naar individuele bijdragen. Dan voelen studenten zich ook gezien.

Hieronder vind je mijn slides:

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *