Het Abdul Latif Jameel Poverty Action Lab (J-PAL) is een mondiaal onderzoekscentrum dat armoede wil bestrijden door ervoor te zorgen dat beleid gebaseerd is op wetenschappelijk bewijs. JPAL heeft recent een rapport gepubliceerd op basis van 126 uitgebreide studies naar verschillende toepassingen van leertechnologie: (1) toegang tot technologie, (2) computerondersteund leren of educatieve software, (3) technologie-ondersteunde stimulansen in het onderwijs, en (4) online leren. Wat zijn de belangrijkste conclusies?
MIT News vat de belangrijkste lessen samen.
- Toegang tot computers en internet alleen leiden in het algemeen niet tot betere leerprestaties (binnen verschillende onderwijssectoren). Wel neemt het computergebruik hierdoor toe en verbetert de computervaardigheid van lerenden. Verschillen in de toegang tot ICT kunnen de bestaande ongelijkheden in het onderwijs vergroten. Lerenden die thuis of op school geen toegang tot ICT hebben, kunnen moeite hebben met het voltooien van online opdrachten en kunnen moeite hebben met het ontwikkelen van digitale vaardigheden. Programma;’s die gericht zijn op het verbeteren van de toegankelijkheid tot ICT hebben dus geleid tot het verbeteren van computervaardigheden. Dergelijke programma’s hebben in het algemeen niet geleid tot betere cijfers en testscores. Soms bleken de effecten op leerprestaties zelfs negatief te zijn. Er is beperkt gedegen bewijs dat toegang tot computers een meer directe invloed kan hebben op de leerresultaten op post-secundair niveau.
- Educatieve software (“computerondersteund leren”) die lerenden bepaalde vaardigheden wil helpen ontwikkelen, blijkt veelbelovend te zijn voor het verbeteren van leerresultaten, met name op het gebied van wiskunde. Onderwijs dat rekening houdt met de verschillende niveaus van lerenden blijkt effectief te zijn. Grote klassen met een breed scala aan leerniveaus bemoeilijken echter deze vorm van personalisering. Educatieve software heeft de potentie om de traditionele beperkingen van het klaslokaal te overwinnen omdat adaptieve software ervoor kan zorgen dat de leerinhoud rekening houdt met het niveau van lerenden. Deze programma’s kunnen worden gebruikt ter ondersteuning, maar ook meer intensief geïntegreerd binnen het onderwijs. Volgens J-PAL is hier veel onderzoek naar gedaan. Van alle 30 studies naar computerondersteunde leerprogramma’s melden er 20 statistisch significante positieve effecten. Hiervan waren er 15 gericht waren op het verbeteren van de wiskunde.
- Technologie-ondersteunde stimulansen (‘nudges’) – zoals notificaties via sms – kunnen een betekenisvolle, maar bescheiden, invloed hebben op diverse onderwijsgerelateerde resultaten, vaak tegen extreem lage kosten. Goedkope interventies zoals sms-herinneringen kunnen lerenden en gezinnen in elke fase van het onderwijs met succes ondersteunen. Sms-berichten met herinneringen, tips, hulpmiddelen om doelen te stellen en aanmoedigingen kunnen de betrokkenheid van ouders bij leeractiviteiten, zoals lezen met hun kinderen van basisschoolleeftijd, vergroten. In het voortgezet onderwijs kunnen ‘nudges’ ouders helpen hun kinderen te ondersteunen door hen te informeren over hoe goed hun kinderen het op school doen. Scholen kunnen het aantal aanvragen en inschrijvingen vergroten door gebruik te maken van technologie om specifieke acties voor te stellen, procedures voor financiële ondersteuning te stroomlijnen en/of gepersonaliseerde ondersteuning te bieden aan leerlingen. Nota bene: de AVG maakt het schijnbaar noodzakelijk dat ontvangers expliciet toestemming geven om deze geautomatiseerde ‘nudges’ te ontvangen.
- Naar de effecten van online onderwijs is beperkt onderzoek gedaan. Onderzoek dat is uitgevoerd, suggereert dat leerprestaties bij online cursussen lager zijn dan bij cursussen waarin lerenden persoonlijk contact hebben met elkaar en met docenten. In vier van de zes studies die online cursussen vergeleken met face-to-face cursussen waren de leerprestaties minder bij online cursussen. Bij blended learning waren de leerprestaties vergelijkbaar.
Het mooie van deze publicatie is de focus op ongelijkheid. De onderzoekers kijken daarbij niet alleen naar gevolgen voor leerresultaten.
- Programma’s die het gebruik van ICT bevorderen, blijken bijvoorbeeld weliswaar niet tot betere leerresultaten te leiden, maar hebben wel andere voordelen.
- Je kunt op basis van dit rapport concluderen dat je terughoudend moet zijn met het toepassen van online leren als lerenden ongelijke toegang tot internet en computers hebben.
- Sowieso moet je terughoudend zijn met volledig online leren, binnen het reguliere onderwijs. Mensen die denken het lerarentekort te kunnen bestrijden met online leren, zouden m.i. beter moeten nadenken over de impact op leerprestaties, met name van lerenden uit omgevingen met een lage sociaal-economische status. Hoger onderwijs en vooral onderwijs aan volwassenen zijn een ander verhaal.
- De positieve effecten van educatieve software zouden de critici van ‘gepersonaliseerd leren’ te denken moeten geven. Deze vorm van ‘personalisering’ kan er namelijk toe bijdragen dat lerenden in een verschillend tempo op hetzelfde niveau terecht komen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie