Het pedagogisch ideaal (#in #glow)

Vandaag komt de Onderwijswerkgroep van GroenLinks (#glow) bij Seats2Meet bij elkaar. Tijdens deze sessie is hoogleraar Siebren Miedema ingegaan op het pedagogisch ideaal.

Wat zou het pedagogische doel van het onderwijs moeten zijn? Algemeen vormend onderwijs zou zich moeten richten op identiteitsontwikkeling, persoonsvorming in brede zin en op een integratieve manier. De identiteitsontwikkeling zou zich op meerdere vormingsgebieden. Niet alleen cognitief, maar ook levensbeschouwelijk, sociaal-emotioneel, burgerschap, etc. Het vormingsideaal in het onderwijs is volgens Miedema weggezakt. We hebben onvoldoende scherp wat het doel van het onderwijs moet zijn. Het persoonlijke en het sociaal-collectieve zullen allebei aan bod moeten komen in het onderwijs. Ze horen bij elkaar.

Volgens Miedema is de marktideologie voor het onderwijs funest. Er wordt niet alleen in markttermen over onderwijs gesproken, die marktideologie heeft de pedagogische doelstelling uit het onderwijs gedreven.

De pedagogische professionals zouden primair de drager en verantwoordelijke moeten zijn van het onderwijs. Dat vraagt, stelt Miedema, pedagogisch en onderwijskundig leiderschap van de leidinggevende en pedagogisch-didactische expertise van docenten. Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor pedagogisch-didactische bekwaamheden van onderwijsgevenden en onderwijsmanagers. Je zou hogere eisen moeten stellen aan docenten. Ook zouden onderwijsprofessionals verplicht moeten zijn om hun bekwaamheid op peil te houden. De structuur van de onderwijsorganisatie zou zo optimaal mogelijk pedagogisch-didactische processen moeten ondersteunen.

Spiegelfunctie en blikverruiming. Dat zou volgens Miedema een kritisch-constructieve opstelling van de inspectie moeten zijn. Op dit moment is dat niet praktijk. Als de inspectie misstanden constateert zou de inspectie moeten ingrijpen.

Siebren Miedema is ook ingegaan op de gevolgen van een postverzuilde samenleving op de onderwijsstructuur. Elke school zou volgens hem verplicht moeten zijn om een brede invulling van burgerschapsvorming. Dat vraagt volgens hem om coöperaties van scholen van diverse pluimages. Discussies over artikel 23 zijn dan niet interessant. Het gaat om persoonlijke en identiteitsvorming. Dat moet het uitgangspunt zijn, niet de denominatie van de school. Je komt via coöperaties dan vanzelf bij een ander stelsel uit. Over dit punt zal de werkgroep op een later tijdstip uitgebreider terugkomen.

Wat zou tenslotte de rol van de overheid moeten zijn? Volgens Miedema zou de overheid zich inderdaad alleen moeten richten op het 'wat' (het pedagogische vormingsdoel). Miedema pleit niet voor rust, maar wel voor bezinning, onderbouwing van innovaties en draagvlakcreatie voor veranderingen.

Discussiepunten naar aanleiding van deze inleiding waren:

  • Je hebt bevoegde docenten, die niet bekwaam zijn. Het is heel ingewikkeld om daar van 'af te komen'. Terwijl er ook bekwame onderwijsgevenden zijn die geen vaste baan krijgen.
  • Moet niet het opleiden voor de maatschappelijke werkelijkheid deel uit maken van het doel van het onderwijs?
  • Maak je het onderwijs niet te breed met het brede vormingsdoel? Moet emancipatie anderzijds niet veel explicieter ook als doel van onderwijs worden bestempeld?
  • Draagt de structuur van lerarenopleiding er niet toe bij dat op de laagste niveaus in het beroepsonderwijs onbevoegde docenten zitten?
  • De rol van de inspectie. Is die niet te breed?
  • Kun je het 'wat' en 'hoe' wel scheiden?
  • Wat vinden we van het 'wat'? Wat moeten lerenden leren?
  • Is de wijze waarop de overheid het onderwijs wil reguleren wel efficiënt en effectief?
  • Kun je professionals wel als motor van noodzakelijke innovatie beschouwen?
  • Vroege keuzeproces en uitval.
  • Hebben bestuurders binnen het onderwijs niet veel te veel macht? Hoe moeten we daar mee om gaan?
  • Moeten nog wel spreken over onderwijs? In Nederland zijn diverse domeinen rond leren en ontwikkelen te zeer verkokerd.

Een aantal van deze punten zal binnen deze werkgroep later uitgebreider aan de orde komen. Nu is uitgebreider stilgestaan bij het vormingsideaal, de verkokering van diverse domeinen en de wijze van innoveren.

Er zou inderdaad meer geschakeld moeten worden tussen diverse gremia die zich bezighouden met leren en ontwikkelen. Je mag het pedagogische en didactische volgens Miedema niet scheiden. En emancipatie, mondig worden, zou inderdaad verweven moeten worden in het vormingsideaal.

Innovatie ontstaat door multidisciplinair (docenten, lerarenopleiders, etc) te reflecteren op de dagelijkse praktijk. Daaruit ontstaan behoeften om zaken te veranderen en te vernieuwen. En dat gebeurt onvoldoende. Daar is ook weinig ruimte voor (Nederlandse onderwijsgevenden hebben relatief veel lesuren). Het vraagt ook om andere expertise van onderwijsgevenden (en een bepaalde attitude).

Wat hierbij uiteraard ook speelt is het lerarentekort (dat als gevolg van vergrijzing alleen maar groter wordt), waardoor je ook steeds minder ruimte hebt om onderwijsgevenden meer ruimte te geven voor reflectie, ontwikkeling en innovatie.

Politici kijken onvoldoende naar de langere termijn, en nemen veelal maatregelen op de korte termijn. Terwijl het belangrijk is om vooruit te denken, te kijken naar maatschappelijke ontwikkelingen en het onderwijs op basis daarvan inhoudelijk aan te passen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

  1. Het verhaal gaat over ‘wat’. De ‘hoe’ is blijkbaar een discussiepunt. Graag wil ik meer weten over het ‘waarom’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *