Het onderwijs is geen beroepsvoetbal

De start van het schooljaar is altijd goed voor enkele bijzondere uitspraken over het onderwijs. Frits van Oostrom haalde bijvoorbeeld uit naar Neerlands bekendste criticaster van competentiegericht leren, filosoof Ad Verbrugge. Verbrugge heeft schijnbaar het hoger onderwijs vergeleken met de training van beroepsvoetballers, waarbij jongere spelers onder begeleiding van prominente oud-spelers intensief oefenen tot dat zij een specifiek vak volledig beheersen. Deze jonge spelers hebben er alles voor over om succes te boeken.


Volgens Van Oostrom gaat die vergelijking niet op.


Een achttienjarige die in het eerste elftal terecht komt is het product van een meedogenloze selectie aan de poort, selectie na selectie van vele fasen en jaren sinds zijn vroegste jeugdjaren. Daarin worden die jongens keihard aangepakt en vaak afgebekt, van veel vorming is nou niet direct sprake. Het zeer specialistische oefenen van elementen uit het spel door een zeer select groepje lijkt op geen enkele manier op de functie van het hoger onderwijs.


En dan heb ik het er nog niet eens over gehad dat Foppe de Haan geen gerenommeerde oud-speler is (maar wel een puike trainer), jonge spelers vaak over het paard zijn getild (en zeker niet ‘alles’ over lijken te hebben voor voetbal) en de kwaliteit van het onderwijs hopelijk van een hoger niveau is dan dat van de Nederlnadse Eredivisie.


Maar dit terzijde. Mag ik Van Oostrom’s kritiek doortrekken naar het middelbaar beroepsonderwijs? Het MBO bereidt op meer voor dan alleen op een ‘specifiek vak’. Het gaat ook om integrale beroepsvorming. Beroepsethiek en beroepscultuur zijn hierbij ook van belang. En daarnaast heeft het MBO ook een belangrijke taak als het gaat om ‘burgerschap’. Jongeren moeten ook leren zich staande te houden binnen de informatiesamenleving, om leren gaan met veranderingen (dus bereid zijn om te leren), creatief zijn of op een gezonde manier mondig worden. Verbrugge heeft wel een hele nauwe instrumentele kijk op het onderwijs.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

6 reacties

  1. Geachte heer Rubens,
    Goed om te horen dat u jongeren in het MBO graag creativiteit wilt bijbrengen. Mag ik – net als Van Oostrom – met u nog eens spreken over het muziekonderwijs? Eerst wil ik u graag het volgende vragen: het leren bespelen van een instrument, ziet u dat als een ‘specifiek vak’? Om deze vraag alvast voor mezelf te beantwoorden: ik zie dit wel zo.
    Dan over creativiteit. Creatief zijn, ja, dat is voor muzikanten zeer belangrijk. Met name tijdens improvisaties worden hoge eisen gesteld aan de creativiteit van een muzikant. Mijn volgende vraag: vindt u het een goed idee om bij muziekonderwijs veel aandacht te besteden aan het leren bespelen van een instrument? Zo ja, dan zijn we het goed eens. Zo nee, heeft u al een goed plan om er voor te zorgen dat muzikanten die hun instrument nooit goed hebben leren bespelen in staat zijn om te improviseren (dat wil zeggen: creatief te zijn tijdens de opvoering van een muziekstuk)?
    Volgens mij valt het reuze mee, met die ‘nauwe instrumentele kijk op het onderwijs’ van Ad Verbrugge. Mijns inziens is Ad Verbrugge zo onderhand de enige die de kop er nog een beetje bijhoudt.
    Met vriendelijke groet,
    Noud Willemse

  2. Geachte heer Rubens,
    U neemt het op voor de mbo-er. Geweldig, maar wanneer ik de kretologie lees waarvan u zich bedient, weet ik een ding zeker: u heeft nooit ook maar een les gegeven aan een hedendaagse mbo-klas. U weet absoluut niet waar u het over heeft. De mbo-er van nu is – maakt u zich daarover absoluut geen zorgen – meer dan mondig genoeg. Het overgrote deel kan zich heus wel staande houden in deze maatschappij. Het probleem voor deze kinderen – want dat zijn het toch nog – is dat ze aan hun lot worden overgelaten binnen een (bijna misdadig te noemen) systeem dat CGO wordt genoemd. De meeste mbo-opleidingen ontberen de structuur die met name deze leerlingen nodig hebben. Loop eens een weekje stage in niveau 2 en 3 en ik verzeker u: u zult uw ogen en oren niet geloven. Na 40 jaar onderwijs, waarvan de laatste 30 in MEAO en later in het mbo moet ik helaas constateren dat ondanks, of misschien wel dankzij, alle ‘vernieuwingen’ het mbo-niveau de afgelopen 10 jaar met meer dan 50% is gedaald. Hoezo ‘integrale beroepsvorming’ en al uw andere voorstellen. Luchtfietserij!Laten we maar eens een paar stapjes terug doen en die kinderen een fatsoenlijke basis bieden. Voldoende lessen op een behoorlijk niveau door bevoegde en bekwame leraren. Aan dat alles ontbreekt het momenteel en de huidige generatie wordt daarvan de dupe. Schande!

  3. Geachte heer Rubens,
    De strekking van uw log ontgaat mij enigszins. Is het uw bedoeling te zeggen dat er verschillen zijn tussen MBO-onderwijs en beroepsvoetbal? Niemand zal u dit betwisten, ook Ad Verbrugge niet. De vraag is of we van beroepsvoetbal iets kunnen leren – ondanks de evidente verschillen – dat het (MBO-)onderwijs vooruit helpt. Die vraag beantwoordt u niet, u blijft steken in het benoemen van verschillen.
    Vervolgens maakt u duidelijk dat MBO-onderwijs meer inhoudt dan voorbereiding op een vak. Ook van die stelling zijn mijn geen kritikasters bekend, en met uw onderbouwing ervan voert u een achterhoedegevecht. Wel zijn er, waaronder Verbruggen, die menen dat MBO-leerlingen vandaag de dag *niet goed* worden voorbereid op een vak. U maakt zich schuldig aan een stroman-drogreden door te doen alsof mensen met dit standpunt ‘een nauwe instrumentele kijk op onderwijs hebben’. Je kunt heel goed voor burgerschap, beroepsethiek enzovoort zijn, maar je tegelijk zorgen maken over de hoofdzaak in een beroepsopleiding: de voorbereiding op een beroep.
    Op de zorg over de kwaliteit van die beroepsopleiding (gebrek aan contacttijd, aan gekwalificeerde docenten en aan niveauhandhaving) gaat u niet in.
    Twee discussies, twee rookgordijnen. Zo schiet het publiek debat niet op.

  4. Mijne heren,
    Ik zet mij in de weblogbijdrage vooral af tegen de vergelijking die Ad Verbrugge heeft gemaakt tussen het onderwijs en het trainen van voetballers.
    Ik aarzel om mee te gaan met de vergelijking tussen een muziek instrument leren bespelen en het volgen van een beroepsopleiding. Ik heb weinig verstand van muziek maken. Maar gelukkig kun je ook creativiteit op een andere manier stimuleren. Maar ik onderstreep het belang van het leren van een vak. Het vak staat voorop, maar vakkennis alleen maakt je nog niet alleen tot een goed vakman/vrouw. Met de ‘voetbalvergelijking’ versmalt Verbrugge het onderwijs echter. En daar verzet ik me tegen.
    Drs. CV maakt m.i. een karikatuur van CGO. Dit is niet CGO zoals dat m.i. op de meeste plaatsen wordt ingevoerd. Ik werk overigens binnen het MBO, niet meer bij de Universiteit Utrecht. Inderdaad: sommige ‘kennis’ veroudert snel ;-). En excuus, excuus: ik werk als beleidsmedewerker van het College van Bestuur. Trouwens: ik heb bewust gesproken van ‘gezond mondig’. Want ik maak me bijvoorbeeld zorgen over de manier waarop sommige jongeren zich op Internet uiten. Volgens mij ligt daar ook een pedagogische opdracht voor het onderwijs.

  5. Wilfreds post heeft het kennis-en-vaardighedendebat weer opgerakeld, zie ik. In Vlaanderen bond Marc Hullebus een tijdje geleden de kat de bel aan. (Zie O-ZON)
    Als veldwerkertje in het algemeen secundair onderwijs (aso -> vwo) beweeg ik me wel op een ander spoor dan dat van de discussie hier, maar het is wél een parallel spoor, want ook het aso krijgt er in Vlaanderen op kennisgebied met de regelmaat van een klok ‘van langs’. Op het ’technisch secundair onderwijs'(tso) wordt trouwens ook vanuit een zekere hoogte ‘neergekeken’: mevrouw Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs, deed onlangs nog een oproep voor meer diversiteit in de lerarenopleiding. Het is niet goed voor jongeren en de kwaliteit van hun onderwijs als ze teveel leraren uit die ‘lagere’ groepen krijgen!
    Ach, argumenteren begin ik op te geven. Van vernauwingen van het gezichtsveld, uit welke hoek dan ook, krijg ik weinig stimulatie. Wél denkstof, waarvoor dank! Als antwoord op de verzuchtingen over het ‘gebrek aan kennis’, de ‘algehele taalverloedering’ of het ‘gebrek aan omgangsv(n)ormen op het internet’ heb ik (ja, eigenlijk van miserie) een ‘leerblogje’ geopend en twee wiki’s (die moeten nog operationeel gaan …, naar we hopen in de volgende weken): gewoon om te proberen (ik ben geen webexpert) te laten zien ‘aan de wereld’ hoe ‘sterk’ en ‘slim’ en ‘creatief’ jongeren in het secundair wel zijn. Hoe ‘krachtig’ hun taal ook kan zijn in de communicatiesituatie ‘Nederlands leren’. (Hun taalgebruik in hun privacy-omgeving, daar kan ik moeilijk ’tussenkomen’)En … dat hun leraren overeenkomstig de regelgeving, en in samenwerking en overleg met hun leerlingen ook wel moeite doen om hen kennis bij te brengen (multiliteracies), hun (taal)vaardigheden te trainen, en hoe we samen streven naar de ‘goede’ attitudes.

  6. Even weggeweest en ik meteen alweer vijftien berichten achter. Voetbal en CGO is een vergelijking die ik juist graag gebruik – maar dan de amateurafdeling: wat gebeurt er met de nieuwe aanmeldingen bij een voetbalclub? Krijgen die eerst drie jaar instructie over spelregels, de grootte van het veld, de zwaarte van de bal en de nieuwste tactische inzichten? Nee, die gaan na een korte instructie en een enthousiaste aanmoediging het veld op om vooral te leren door te doen.
    Er is veel aan op te hangen dat laat zien hoe je CGO tot een succes kunt maken (reflectie in de kleedkamer, enz.) maar hier laat ik het maar even bij.
    Groet, Toon

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *