Het Britse eLearning Network beschrijft in 21st Century Learning Management aan welke functionele eisen het leermanagement systeem (LMS) van de (nabije) toekomst moet voldoen. Deze uitgave richt zich op leermanagement systemen die binnen bedrijven en instellingen worden gebruikt. Ik denk echter dat gebruikers van elektronische leeromgevingen (ELO) in het onderwijs zich ook zullen herkennen in de functionele eisen.
Het document bevat ook functionaliteiten die volgens mij de huidige LMS-en al (zouden moeten) hebben. Zoals de mogelijkheid om de omgeving volgens jouw vormgeving en taal aan te bieden (localisation). Of de toegankelijkheid via internet en met eenvoudigere browsers. Opvallend is dat men aangeeft dat LMS-en ook rekening zouden moeten houden met beperkte bandbreedte. Dat probleem zou -zeker in de Westerse wereld- toch binnen afzienbare tijd verholpen moeten zijn.
De lijst met functionaliteiten weerspiegelt ook een aantal relevante ontwikkelingen op het gebied van e-learning. Zoals:
- Een LMS moet geraadpleegd kunnen worden met behulp van mobiele technologie.
- Een LMS moet een bijdrage kunnen leveren aan personalisering van leren.
- Een LMS moet geïntegreerd kunnen worden met andere -ook externe- applicaties. Dit kan beter, denken de samenstellers.
- Een LMS moet een een methode voor aanbevelingen bevatten (vergelijk Amazon). Een navigatiesysteem gaat overigens wat mij betreft een stap verder.
- Een LMS zou meer geavanceerde tools voor samenwerken moeten bevatten (daarbij leren van web 2.0).
- Competentieontwikkeling moet binnen een LMS centraal staan. De auteurs schrijven onder andere:
The
need
to
link
to
learning
activities
to
learner
performance
and
ultimately
organisational
results,
is
as
strong
as
ever.
Support
for
building
learning
content
and
programmes
around
a
competency
framework
is
seen
as
critical
for
achieving
this.
- Een management dashboard moet rijkere rapportages opleveren. Rijkere data moet ook meer opleveren voor de lerende (ten dienste zijn aan personalisering).
- Het moet gemakkelijk worden om je leerresultaten te exporteren uit het ene LMS en te importeren in het andere, als je bijvoorbeeld van baan verwisseld.
Het rapport beschrijft summier business requirements (o.a. de mogelijkheid om modules zelf aan te passen) en IT-eisen (denk aan niet alleen Software as a Service of cloud computing, maar ook de mogelijkheid om een LMS intern te beheren).
21st Century Learning Management gaat ook in op de discussie over open versus gesloten software. De publicatie spreekt geen voorkeur uit. Dat geldt wel voor het ondersteunen van open standaarden en protocollen.
Het valt me op dat het rapport niet heel transparant is over de vraag of een LMS 'alle leerfunctionaliteiten' moet bevatten, of er vooral naar moet streven om integratie van applicaties op een goede manier mogelijk te maken. Waarom zou je bijvoorbeeld een wikifunctionaliteit ontwikkelen, als deze tools al vrij verkrijgbaar zijn?
Daarnaast vind ik het opvallend dat het rapport weinig expliciete aandacht schenkt aan opvattingen over leren. Dat zou eigenlijk het vertrekpunt moeten zijn. Een LMS of ELO is immers bedoeld om leren te faciliteren. Ik kan bijvoorbeeld niets vinden over de vraag of een LMS ook meer informele manieren van leren moet faciliteren.
Je stuit hierbij volgens mij ook snel op het probleem dat opvattingen over leren niet altijd stroken met de opleidings- en onderwijspraktijk. Leveranciers bevinden zich dan bij de ontwikkeling van hun product in een spagaat tussen espoused theory en theory in use.
21st Century Learning Management bevat de nodige uitdagingen voor leveranciers van LMS-en en ELO's. De markt heeft heel wat wensen, maar wil ook niet te lang wachten op nieuwe versies èn is niet bereid (en in staat) om veel te betalen voor deze bedrijfskritische applicaties. Leveranciers die echter niet blijven ontwikkelen, zullen het op deze markt niet redden.
Via Janet Clarey
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Wat een kontrast met Gardner Campbell in Educause Review:
http://www.educause.edu/EDUCAUSE+Review/EDUCAUSEReviewMagazineVolume44/APersonalCyberinfrastructure/178431#
“So, how might colleges and universities shape curricula to support and inspire the imaginations that students need? Here’s one idea. Suppose that when students matriculate, they are assigned their own web servers — not 1GB folders in the institution’s web space but honest-to-goodness virtualized web servers of the kind available for $7.99 a month from a variety of hosting services, with built-in affordances ranging from database maintenance to web analytics. As part of the first-year orientation, each student would pick a domain name. Over the course of the first year, in a set of lab seminars facilitated by instructional technologists, librarians, and faculty advisors from across the curriculum, students would build out their digital presences in an environment made of the medium of the web itself. They would experiment with server management tools via graphical user interfaces such as cPanel or other commodity equivalents. They would install scripts with one-click installers such as SimpleScripts. They would play with wikis and blogs; they would tinker and begin to assemble a platform to support their publishing, their archiving, their importing and exporting, their internal and external information connections. They would become, in myriad small but important ways, system administrators for their own digital lives.3 In short, students would build a personal cyberinfrastructure, one they would continue to modify and extend throughout their college career — and beyond.”
@Rino Zandee: ik heb dit artikel nog niet gelezen. Dank. Maar afgaande van dit citaat, durf ik wel te stellen dat deze manier van werken ICT-vaardigheden veronderstelt, waarover veel studenten volgens mij niet beschikken. Het is m.i. een behoorlijk kleine groep die met de bestaande technologie een persoonlijke leeromgeving kan en wil samenstellen op basis van tal van applicaties.