Het 5 stages-model opnieuw bekeken

Bijna 25 jaar geleden publiceerde Gilly Salmon voor het eerst over het ‘5 stages-model’. Dit model beschrijft welke fasen je bij online en blended leren moet doorlopen, en welke activiteiten docenten/opleiders in die fasen moeten ontplooien. In deze blogpost houdt zij dit model opnieuw tegen het licht.

Salmon gaat eerst in op de ontstaansgeschiedenis van het 5 stages-model. Het model wordt gebruikt bij het ontwerpen van online en blended leren en bij professionalisering van docenten. Per fase geven docenten verschillende technische en didactische ondersteuning aan lerenden. Voor de start van een leertraject heb je die fasen ontwikkeld binnen een digitale leeromgeving. Je maakt daarbij keuzes ten aanzien van activiteiten (asynchroon, synchroon, fysiek). Er is sprake van een duidelijke structuur en een coherent geheel.

Sinds de lancering van het model beschikken we onder meer over andere leertechnologieën -zoals applicaties voor synchroon online leren- en is content minder centraal komen te staan. Toch heeft het model volgens Salmon de tand des tijds doorstaan.

Fase één

Zorg ervoor dat lerenden de digitale leeromgeving vanaf hun eerste aanmelding zien als een valide, actieve, interactieve en ondersteunende leeromgeving. Investeer continue in de motivatie om deel te nemen, niet slechts één keer, maar telkens opnieuw. Dit betekent intensief welkom heten, herinneren aan de start van de activiteiten, etcetera. Docenten/opleiders fungeren in deze fase als gastheer/vrouw.

Fase twee

Denk na over het opbouwen van -wat Salmon noemt- een ‘derde cultuur’ voor de mini-gemeenschap die ontstaat. Het is belangrijk dat lerenden en docenten/opleiders gemeenschappelijke opvattingen en verwachtingen hebben over inhoud en proces. Begin met het vaststellen van identiteiten -kennis maken- door middel van relevante interessante maar vrij eenvoudige activiteiten. Lerenden zullen dan andere lerenden vinden met wie ze kunnen omgaan. Maak van de gelegenheid gebruik om diversiteit in de kennisuitwisseling te bevorderen. Synchrone online leeractiviteiten zijn hiervoor m.i. erg geschikt.

Fase drie

Bouw informatie-uitwisseling in. Als de eerste twee fasen redelijk goed zijn verlopen, kun je in dit stadium samenwerking tussen lerenden verwachten. Zij streven waarschijnlijk nog steeds hun individuele doelen na, maar beginnen volgens de auteur het idee van een ‘leergemeenschap’ te waarderen en ontwikkelen op deze manier enige verantwoordelijkheid voor anderen. In deze fase bestuderen lerenden dus ook leerinhouden (bijvoorbeeld video’s, podcasts of korte instructies).

Fase vier

In deze fase kun je onderlinge samenwerking verwachten. Lerenden zetten zich in voor andere lerenden  en voor groepsprestaties. Je kunt in je ontwerp inbouwen dat lerenden hun tijd samen beter kunnen beheren en goede bijdragen kunnen leveren aan de leerresultaten. Als docent/opleider moedig je aan en laat je de meerwaarde zien van diverse meervoudige perspectieven en samenwerken. De rol van de docent/opleider verschuift naar faciliteren, feedback geven op basis van het geleverde werk en beoordelen.

Fase vijf

In deze fase bevorder je meta-cognitie. Je stimuleert lerenden om terug te kijken en niet alleen te begrijpen wat ze hebben geleerd, maar ook hoe. Salmon stelt dat dit proces aan het eind vaak ondergesneeuwd raakt, maar wel heel essentieel is.

Gilly Salmon sluit haar bijdrage af met vijf tips:

  1. Begin te ontwerpen met het einde voor ogen: creëer supergoede haalbare relevante leerresultaten. In wezen zijn deze je ‘ontwerpopdracht’ en je focus. Dit model zorgt dan voor een veel betere samenwerking tussen docenten/opleiders en voor gelijkwaardige resultaten.
  2. Gebruik het geplande totaal aantal studie-uren van de lerende als ruilmiddel. Werk uit wie wat gaat doen en wanneer. Online en blended leren kost over het algemeen wat meer tijd. Maar je focust je wel op wat belangrijk is. Storyboarding ondersteunt hierbij.
  3. Ontwerp en zorg voor uitvoerbaarheid voor docenten/opleiders. Bouw duidelijke rollen, activiteiten en tijdschema’s in. Investeer in persoonlijke ontwikkeling om tijd te besparen en aanwezigheid van docenten/opleiders te vergroten. 
  4. Wees overal doelgericht en relevant. Je kunt hiervoor het raamwerk ‘E-tivities’ gebruiken.
  5. Bouw voor online en blended lessen vanaf het begin elke week feedback van docenten en medelerenden in voor kleine groepen. Video- en audiofeedback werkt misschien wel het snelst en is volgens Salmon het meest geliefd bij lerenden.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *