Heeft het traditionele LMS zijn langste tijd gehad?

Nog steeds wordt er met enige regelmaat kritiek geleverd op het traditionele leermanagement systeem en de elektronische leeromgeving. We moeten echter niet doen of ontwikkelaars van deze applicaties stil staan. De vraag is wel of veranderingen ver genoeg gaan.

Volgens Jeffrey Roth heeft het traditionele leermanagement systeem (of elektronische leeromgeving) zijn langste tijd gehad:

  • Het traditionele LMS kent een monolytische structuur dat gericht is op het pushen van veel informatie richting de lerende.
  • Het traditionele LMS is erg generiek, en houdt weinig rekening met de specifieke leerbehoeften van een organisatie.
  • Het traditionele LMS gaat vooral uit van een didactische aanpak waarin de lerende vooral ‘consument’ is.
  • Ontwikkelaars van traditionele LMS-en doen weinig met feedback van gebruikers.

Volgens Roth zou een modern LMS communityvorming binnen een leeromgeving moeten faciliteren. Verder stelt hij:

It integrates coaches, subject matter experts, mentors and colleagues into the process of knowledge sharing.

Een modern LMS zou bijvoorbeeld de effectiviteit van ‘sociaal leren’ moeten kunnen evalueren, open collaboratie en kennisdelen faciliteren, en leren gemakkelijker maken (hij gaat niet in op de vraag hoe dat dan zou moeten).

Gebruikers en de organisatie moeten er praktische voordelen bij hebben.

Ik heb het idee dat Roth onvoldoende rekening houdt met het gegeven dat traditionele LMS-en ook in ontwikkeling zijn, en steeds beter in staat zijn om vormen van samenwerkend leren te faciliteren.

Desondanks vind ik ook dat bestaande LMS-en en ELO’s nog steeds onvoldoende in staat zijn om meer “losse” leernetwerken en zelfgeorganiseerd leren te faciliteren. Je kunt bijvoorbeeld vaak maar moeilijk buitenstaanders toegang geven tot een LMS/ELO. Ook kunnen individuen vaak alleen maar binnen een door de organisatie bepaalde structuur (opleidingen, vakken) leren. Het LMS en de ELO is allesbehalve uitontwikkeld.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

11 reacties

  1. Gelukkig kunnen we uitwijken naar allerlei tools buiten de ELO :-).
    Zou de volgende generatie ELO’s niet bestaan uit een aantal ‘co-creatieve cloud-scenario’s’: voor elke toepassing staat een aantal handige (open source) tools genoemd die je daarvoor kunt gebruiken? Ik heb al zo gewerkt met projectgroepen in het HBO.

  2. Als je zelf een Social LMS verkoopt moet je natuurlijk jezelf wel afzetten tegen de “traditionele” LMS-en. HIermee aangevend dat je zelf heel anders bent. In de politiek noemen ze dit “framen”. Als commerciële LMS leverancier (net als Roth overigens) herken ik me totaal niet in dit beeld. Ik deel de conclusie van Wilfred dat ook de “traditionele” LMS-en een evolutie aan het doormaken zijn. Hierbij wordt informeel leren en kennisgroepen gefaciliteerd naast de golden oldies als compliance. Het verdienmodel (open of closed source) heeft hier mijns inziens niet veel mee te maken. Nog steeds wel duidelijk waarneembaar is een verschil in eisen en behoeftes tussen bedrijven en instellingen enerzijds en “het onderwijs”.

  3. Waar hier naar mijn mening veel te weinig bij stil wordt gestaan is het feit dat een groot gedeelte van een onderwijsorganisatie niet gericht is op deze manieren van onderwijs. De traditionele LMS-en kunnen nl veel meer, maar worden bij lange na niet op deze manier ingezet. Onderijsbeleid, algemeen beleid, wet- en regelgeving en ICT-beleid hebben een hele grote invloed op dit traditionele gebruik. En dat is niet in 1 keer te veranderen, maar dat zal mondjesmaat gebeuren. Deze ‘innovaties’ zullen dan ook vaker gebruik gaan maken van de niet traditionele omgevingen omdat de traditionele omgeving dit simpelweg niet kan en vaak ook mag faciliteren. En met kan bedoel ik dan niet functioneel, maar vaak zijn een standaardinrichtingen en -gebruik gewenst bij een instelling om meer efficiency te bereiken en met minder mensen meer te kunnen bedienen. Het gebeurd maar al te vaak dat een klant aan mijn bureau staat die zegt wat hij wil en als ik aangeef dat dit kan met de standaard LMS, dan is het antwoord “onmogelijk” of “kan dat ook?”.
    Blijft ook nog de vraag of de niet-tradionele leeromgeving door een instelling gefaciliteerd moet worden of juist niet. Ben zelf nl van mening van niet. Zorg alleen als instelling dat er makkelijk gebruik kan worden gemaakt van accountgroepen en single sign-on. Die maken het de docent makkelijker om eea in te richten. Je kunt ook denken: ga je gang maar, zorg als leerfacilitator voor voldoende back-up en garanties, maar hou er wel rekening mee dat als er materiaal gemaakt wordt voor de instelling dat dit ook binnen de instelling blijft en dat officiële resultaten en producten ten alle tijde binnen de instelling worden ingeleverd, bewaard en gearchiveerd. Dat geldt ook voor alle uitspraken (feedback en reflectie) die worden gedaan ten behoeve van het verkrijgen van een resultaat. Dat ben je nl verplicht als onderwijsinstelling. En als dat laatste een grote rol gaat spelen zal management vaak toch andere beslissingen gaan nemen dan bv docenten willen.

    Vind trouwens dat het 3e punt van Roth ook juist gebruikt kan worden als tegenargument. consumerization is juist iets dat een rol speelt en elk product dat dit goed kan wordt door de consument geconsumeerd. Oftewel als je onderwijsaanbod dusdanig geweldig is in de traditionele LMS dan zal niemand een punt maken van het feit dat dit aangeboden wordt door een traditioneel LMS. Het aanbieden van een goed onderwijsproduct is nu juist iets wat de LMS-en wel kunnen, maar waar de kwaliteit en inventiviteit van de onderwijsmakers bepalend zijn.

  4. Je kunt je ook afvragen of traditionele LMS-en bestaande manieren van onderwijs niet juist versterken? En moet je als instelling innovatie niet juist faciliteren, in plaats van alleen de bestaande oude vertrouwde manier. Heeft ook te maken met de organisatiestrategie? Willen we innoveren, of behouden?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *