Hebben drie belangrijke technologie-trends ook impact op leren, opleiden en onderwijs?

Sander Duivestein vat voor Marketingfacts trendoverzichten van analisten als Gartner en Forrester samen, en signaleert drie technologie-trends voor komend jaar (beter: komende jaren). In deze bijdrage verken ik of deze trends ook gevolgen hebben voor leren, opleiden en onderwijs.

Tranmsformation
Van rups naar vlinder. Foto: frenchy54, Pixabay

Technologie wordt volgens Duivestein intelligenter, intiemer, persoonlijker, intuïtiever en meer anticiperend. Het wordt een wezenlijk onderdeel van onze identiteit, meent hij. Dat komt door drie ontwikkelingen.

  1. Het Internet der Dingen. Mensen, dieren en voorwerpen zullen in de nabije toekomst via meer dan 1 biljoen sensoren verbonden zijn met internet. De massale hoeveelheid data die dit oplevert, kan tot nieuwe inzichten leiden. Bovendien verandert hierdoor de wijze waarop organisaties en burgfers interacteren.
  2. Artificiële intelligentie beïnvloedt in toenemende mate de wijze waarop we met elkaar omgaan, reizen, onze gezondheid in de gaten houden of zaken doen. ‘Dingen’ worden hierdoor slimmer en kunnen zelfstandig handelen.

Beide technologietrends kwamen ook aan de orde tijdens de laatste Online Educa Berlijn. Data die op die manier wordt gegenereerd en patronen die via ICT worden herkend kunnen informatie bieden over hoe mensen leren, en kunnen ook worden gebruikt voor het monitoren van leren.

Verder bieden deze technologieën m.i. nieuwe mogelijkheden voor interactie tussen lerende en content. Leersystemen kunnen bijvoorbeeld op basis van acties van lerenden, slimmere en betere feedback geven. Sander Duivestein noemt virtual reality zijdelings ook als belangrijke technologische oplossing. Als VR meer toegankelijk wordt, dan biedt dit ook mogelijkheden voor meer authentiek opleiden.

Duivestein beschrijft daarnaast nog een derde technologische trend die gevolgen kan hebben voor leren, opleiden en onderwijs. Volgens hem zal in 2016 -of laat het de komende vijf jaar zijn- ‘digitale transformatie’ plaatsvinden. Steeds meer organisaties ontwikkelen een digitale strategie, waarbij zij toegevoegde waarde kunnen creëren met digitale services, en waarmee zij in toenemende mate digitale inkomsten kunnen genereren:

In 2016 zal volgens IDC de echte digitale transformatie moeten plaatsvinden. Het is Digitaal Darwinisme: verander of verdwijn.

Sander Duivestein refereert hierbij aan de theorie van de Venezolaanse econome Carlota Perez die in 2002 beschreef dat we aan het begin van een nieuwe economische golfbeweging staan met informatietechnologie als oorzaak: de zogenaamde General Purpose Technology. Deze nieuwe algemeen toepasbare technologie wordt eerst geïnstalleerd en daarna uitgerold met een ‘Gouden Eeuw’ als gevolg. Veel technologieën zijn nu dusdanig volwassen geworden dat de ‘Gouden Eeuw’ aan de horizon gloort. Dit heeft voor veel bestaande bedrijven overigens geen positieve efecten. Duivestein spreekt van een perfecte digitale storm met een verwoestend effect.

Uiteraard hebben we al vele jaren, en dan vooral aan het eind of begin van een jaar, te maken met voorspellingen die vervolgens lang niet altijd uitkomen. Desalniettemin wordt technologie steeds krachtiger en slimmer, en zien we dat we nu andere dingen met ICT doen dan 10 jaar geleden (denk aan Netflix of Airbnb). De impact van technologieën wordt geleidelijk maar steeds manifester zichtbaar.

Het is m.i. zeer aannemelijk dat deze ontwikkelingen ook zullen leiden tot nieuwe online leerinitiatieven waar ‘slimme’ technologie bestaande manieren van interactie kunnen vervangen of versterken. Ook zie je al initiatieven waar individuele docenten -los van organisaties maar via slimme platforms zoals Udemy- online les gaan geven. Verder heeft de ontwikkeling van massive open online courses de afgelopen jaren al geleid tot nieuwe spelers op de markt van opleiden (zoals Coursera). Op dit moment beschikken we over veel meer mogelijkheden voor online zelfgestuurd of zelfgeorganiseerd leren, dan 10 jaar geleden. Als het beoordelen volledig ‘leerwegonafhankelijk’ plaats gaat vinden, en er bijvoorbeeld aparte certificeringsorganisaties komen die individuen mogen beoordelen en certificeren, dan zal dit zeker grote gevolgen hebben voor het bestaande onderwijs.

De vraag die ik me ook stel is of ik zelf geen digitale services moet gaan ontwikkelen. Uiteraard kan ik een deel van mijn werk nu al op afstand doen. Maar veel advies- en professionaliseringsactiviteiten voer ik toch echt ter plekke uit. Wellicht moet ik niet alleen online zichtbaar zijn en online kennis delen, maar ook online services in mijn portfolio opnemen. Stof tot nadenken.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

  1. Het is geen gewaagde stelling:”Als het beoordelen volledig ‘leerwegonafhankelijk’ plaats gaat vinden, en er bijvoorbeeld aparte certificeringsorganisaties komen die individuen mogen beoordelen en certificeren, dan zal dit zeker grote gevolgen hebben voor het bestaande onderwijs.”
    Dat is immers de kern van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs geweest (1995). We zijn nu 20 jaar verder… Wat zijn de “grote” en wat zijn de “grootste” gevolgen geweest? Een interessante evaluatie met aandachttrekkende rampen als ROC Leiden nog vers in ons geheugen. Over leerwegonafhankelijke toetsing (vroegere ‘staatsexamens’) niets dan goeds… Instrumenten als EVC’s zijn vakkundig de nek omgedraaid. De Onderwijsraad en de Inspectie van het Onderwijs falen mijns inziens al meer dan 20 jaar het gaat om leerwegonafhankelijke toetsing de ruimte te bieden die een goed functionerend stelsel van Educatie en Beroepsonderwijs nodig heeft.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *