Vanmiddag heb ik deelgenomen aan het seminar “Hbopener: naar een open hbo-curriculum” dat ter gelegenheid van de lectorale reden van Robert Schuwer door Fontys werd georganiseerd. Hieronder vind je impressie.
Dagvoorzitter Ben Janssen plaatste ‘open onderwijs’ in een breder kader. Hij beschreef ook het fenomeen “open washing” dat in feite betekent dat initiatieven op dit terrein wel eens een ‘slap aftreksel’ kunnen zijn van ‘open’. Ook meende hij dat ‘open onderwijs’ deel uit kan maken van een richtingenstrijd ten aanzien van de toegankelijkheid van publiek gefinancierd onderwijs.
Oud OU-rector Fred Mulder stelde dat we nogal uiteen waaien als het gaat om ‘open’. Hij pleitte ervoor om ons sterker te focussen op open educational resources (OER). ‘Open education’ is een vaag, container begrip. Dat geldt niet voor OER. Een belangrijk kenmerk daarvan is dat je de bronnen ook opnieuw kunt gebruiken.
Samen met Ben Janssen heeft Fred een framework voor open education ontwikkeld:
- Aanbod: oer, learning services, open teaching effort zoals docenten en andere stafleden die zorgen dat geleerd wordt.
- Vraag: open to learners needs (flexibel en een leven lang kunnen leren), open to employability en capability development (behoeften vanuit de samenleving waar onder de arbeidsmarkt en hedendaagse bekwaamheden).
We praten volgens hem nu veel over education, maar verwaarlozen de OER. Volgens Fred kun je op basis van dit kader profielen voor instellingen, waarbij de mate van openheid sterk kan variëren. Niet elke instelling hoeft daar dezelfde keuze voor te laten maken.
OER zou wel gunstig moeten zijn voor alle instellingen. Het is immers onafhankelijk van je identiteit of onderwijsfilosofie. Content is niet cruciaal voor je profilering en positionering. Iedereen heeft er eigenlijk baat bij dat je content deelt.
Volgens Fred kun je met OER namelijk bewerkstelligen dat toegankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie van het onderwijs verbetert. Er worden namelijk meer deskundigen betrokken bij het materiaal (kwaliteitsverbetering), waarbij onderwijsontwikkelaars ook het werk van anderen niet nog eens over hoeven te doen (efficiëntie, doelmatigheid). We moeten ons volgens Fred daarom vooral focussen op OER, en ons niet laten afleiden door bijvoorbeeld MOOCs. Houd het oorspronkelijke doel van OER goed voor ogen.
In reactie op een vraag over de houding van docenten ten aanzien van OER, stelde hij dat betrokkenheid van docenten belangrijk is om OER ‘mainstream’ te maken. Dat is een lastig proces. Verder gaf hij aan dat Open Universiteiten ook worstelen met OER, omdat zij bang zijn een groot risico te lopen als zij leermaterialen volledig open toegankelijk maken. Hij gaf ook aan dat auteurs dankzij hun werk als docent in staat zijn om leermaterialen te ontwikkelen. Daarom zou je auteurschap als taak voor een docent moeten definiëren.
Michiel van Genuchten maakte de analogie tussen open source software en open onderwijs. Hij gaf aan dat volume op het gebied van software en waarschijnlijk ook leermaterialen heel belangrijk is. Verder blijkt dat software met miljoenen codes van steeds betere kwaliteit wordt. Een groot deel van deze software is open (zoals Apache, Android en Firefox).
Zijn bedrijf vraagt zich af of je medische kennis beschikbaar kunt stellen als software (executeerbare kennis). Op het gebied van gezondheidszorg heb je te maken van complexe ketens en relaties tussen aandoeningen. Zij geven de software niet gratis of als open source weg. Dat verhoudt zich niet tot hun business model. Maar als anderen het wel gratis aanbieden, dan moet jij als organisatie ook wat. Dat speelt ook op het gebied van open education.
Van Genuchten stelde dat, lokale content uitgezonderd, je wereldwijd vaak veel betere content kunt vinden. Niet alleen wat betreft tekst, maar ook als het gaat om excellente en bevlogen docenten via video. Deels is dat ook een kwestie van wennen. Dus waarom alles zelf doen?
Het is daarbij wel van belang dat het geheel wordt bewaakt, want één MOOC ‘maakt’ nog geen curriculum. Tegelijkertijd interesseert het grote bedrijven niet meer waar je hebt gestudeerd, maar wie je bent.
Volgens Van Genuchten zal veel open worden, maar niet alles. Soms moet iemand garant staan voor een totaaloplossing, of ontbreken schaalbare business modellen. Je beschikt ook niet altijd over omvangrijke volumes zodat reproductiekosten gereduceerd worden.
Na deze twee inleidingen presenteerde de kenniskring van Robert zich.
- Studentonderzoek naar MOOCs (mening over het gebruik van MOOCs door 180 studenten ingevuld). Hieruit bleek onder meer dat 80% van de respondenten geen idee had wat een MOOC was. Zelfs als ze een MOOC hadden gevolgd. 22 van de 180 studenten heeft een MOOC gevolgd. 8 studenten hebben deze afgemaakt, waarvan 3 de MOOC afgerond hebben met een certificaat. Het grootste deel van de studenten ziet MOOCs als kans voor verbreding, verdieping of kwaliteitsverbetering. Als belangrijkste bedreiging geven studenten aan dat het reguliere onderwijs al zo vol is. Ze positioneren MOOCs niet als onderdeel van het curriculum. Ze vinden MOOCs ook te strak gepland.
- De student als ‘prosumer’ op het gebied van processing. Hoe kun je betekenisvol onderwijs (met gedeelde waarden) creëren dat de intrinsieke motivatie van studenten bevordert? Daarbij is differentiatie van belang, waarbij docenten ontzorgd worden. De student kan daarbij een rol spelen doordat de student in feite zelf OER zoeken en aandragen. Je hoeft als docent niet alles meer zelf te ontwikkelen. Voor studenten is ‘openheid’ natuurlijk en vanzelfsprekend.
Over de lectorale reden van Robert Schuwer zal ik apart bloggen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Een reactie