Graag meer nuchterheid en nuance in discussies over onderwijsinnovatie

Verleden week heeft de Onderwijsinspectie De Staat van het Onderwijs gepubliceerd, het jaarlijkse overzicht van de belangrijkste trends en ontwikkelingen in het Nederlandse onderwijsstelsel. Vervolgens ging de discussie m.i. met name over de kwaliteit van innovatieve scholen. Ik mis daarbij nuchterheid en nuance. Ik wil ik proberen daar een bijdrage aan te leveren.

  • De Staat van het Onderwijs schetst een aantal belangrijke tekortkomingen van het huidige onderwijs. Havo blijft op veel fronten in prestaties achter, het onderwijs biedt weinig uitdaging, er is sprake van “cijferverslaving”, het aandeel schoolverlaters in het mbo neemt na jaren van daling weer toe, er is sprake van kansenongelijkheid bij schooladvies en er is sprake van een ernstig lerarentekort. Tegelijkertijd gaat er ook veel goed. Over het mbo is men bijvoorbeeld behoorlijk positief. Toch bieden de tekortkomingen m.i. voldoende redenen om de inhoud en organisatie zodanig te veranderen dat sprake is van een positief effect op het uitvoeren van de wettelijke opdracht van het onderwijs, en op het reduceren van de problemen voortkomend uit het niet volledig (kunnen) uitvoeren van de wettelijke opdracht. Zie hier een definitie van onderwijsinnovatie (Ploegsma, 2018).
  • Onderwijsinnovaties zouden moeten volgen op een gedegen probleemanalyse, en op ervaren problemen. Verdiep je daarbij onder meer in de diverse belanghebbenden bij onderwijs.
  • Een belangrijk onderdeel van die probleemanalyse is de discussie over de vraag of allerlei ontwikkelingen er niet toe leiden dat bepaalde kennis en vaardigheden in de nabije toekomst niet meer of juist minder belangrijk worden. Bepaalde bekwaamheden, zoals samenwerken, zijn van alle tijden. Maar wellicht neemt het belang ervan toe. Dit staat overigens nog los van de vraag hoe en waarmee je deze bekwaamheden ontwikkeld.
  • Maak geen karikatuur van verschillende vormen en concepten van onderwijs. “Direct instruction” is niet “Wenn alles schläft under einer spricht“. Deze aanpak kan ook uitdagend en activerend zijn. Daarnaast moet je ook niet alle “innovatieve” concepten op één hoop gooien. Doe niet alsof men binnen de toepassing van die concepten ongericht bezig is, en voornamelijk slechte resultaten worden geboekt. Er zijn wel degelijk innovatieve scholen die succesvol zijn. Het kan dus wel. De publicaties “Scholen om van te leren” en ‘Dat kan bij ons niet!‘ bevatten portretten van succesvolle vernieuwingsscholen. Kijk meer specifiek naar wat, wanneer, bij wie werkt, en waarom.
  • Onderwijs is geen religie. Ik krijg soms de indruk dat aanhangers van het ene of andere concept vooral ‘geloven’, en niet bereid zijn diepgewortelde overtuigingen bespreekbaar te maken. Durf ook op dit terrein aan ‘double loop learning‘ te doen. Reflecteer op je mentale model over leren. Luister eens echt, en durf echt de dialoog aan te gaan.
  • Doe niet alsof we niet weten wat werkt. Er is inderdaad het nodige bekend over wat bijdraagt tot goede leerresultaten. Deze principes kunnen echter binnen diverse onderwijsconcepten worden toegepast.
  • Ontwikkel evaluatiemethodes die aansluiten bij de wettelijke opdracht van het onderwijs. Kijk dus niet voornamelijk naar resultaten op toetsen van reken- en taalvaardigheden (hoe belangrijk ook). Voorkom echter ook dat je werkt via zelfrapportages, zoals Ledoux en Volman lijken te doen met zelfsturing, creativiteit en samenwerken. We hebben aanvullende kwaliteitscriteria nodig, en additionele manieren waarmee we kunnen toetsen of scholen voldoen aan deze kwaliteitscriteria. En de term’ toetsen’ interpreteer ik dan graag breed.
  • Erken dat de vraag of een bepaalde aanpak leidt tot succes -wat dat ook moge zijn- sterk afhankelijk is van de wijze waarop deze aanpak wordt ingevoerd. Ik ben bijvoorbeeld onder de indruk van de manier waarop Agora Roermond aan de slag is gegaan met hun concept. De eerste resultaten zijn veelbelovend. Criticasters stellen dat je hier nog weinig van kunt zeggen omdat de eerste lichting leerlingen van beperkte omvang is. Dat klopt. Maar zo hoort het ook. Begin kleinschalig, evalueer, stel bij en breid uit (bij succes). Een succes van Agora in Roermond is echter geen garantie voor een succesvolle toepassing van dit concept in Rotterdam of Roosendaal. In Roosendaal -fictief voorbeeld- beschikt men wellicht over een minder gedreven schoolleider, over een minder goed voorbereide docentengroep, enzovoorts. Waak voor het ’theezakjes-effect’ (als je een theezakje vaker gebruikt, wordt de thee slapper).
  • Investeer vooral in de kwaliteit van de docenten. Het is kwaliteit van de docent die dikwijls het verschil maakt als het gaat om succesvol onderwijs.
  • Investeer meer in onderwijsonderzoek, maar erken ook dat onderwijsonderzoek beperkingen heeft. Overspeel als onderwijsonderzoeker niet je hand door te hooggespannen verwachtingen te wekken, bijvoorbeeld ten aanzien van de generaliseerbaarheid van conclusies.
  • Benadruk wat goed gaat en pas gerichte innovaties toe om gesignaleerde tekortkomingen te bestrijden.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *