Google Play for Education is de betafase voorbij. Google zet hiermee een volgende stap als het gaat om het veroveren van een dominante positie binnen het onderwijs.
Een jaar of tien geleden had Microsoft een dominante positie binnen het onderwijs. Omdat men de kantoorsoftware en het besturingssysteem Windows goedkoop of gratis beschikbaar stelde aan scholen, docenten en lerenden, verwierf deze softwaregigant in feite een monopoliepositie binnen deze branche. Apple probeerde daar tegenwicht aan te bieden, met name door innovatieve hard- en software te verbinden met een progressieve visie op onderwijs.
De positie van Apple binnen het onderwijs werd vervolgens versterkt door de introductie van de iPad. Ook nu combineerde men de introductie van dit apparaat en de vele educatieve apps met een visie op leren die uitgaat van gepersonaliseerd leren, actief leren, onderzoekend leren en co-creatie (zie Apple and Education). Hiermee heeft men een sterke positie binnen het onderwijs verworven. Voor zover er althans tablets binnen het onderwijs worden gebruikt.
Google’s populariteit binnen het onderwijs is de laatste jaren ook absoluut niet alleen beperkt tot de gelijknamige zoekmachine. Men biedt al enkele jaren Google Apps voor het onderwijs aan. De volgende fase van Google’s penetratie in het onderwijs is Google Play for Education.
Volgens Eugene Rudenko van Edudemic heeft Google onlangs de testfase hiervan afgesloten. Lerenden en docenten kunnen nu gemakkelijk en snel educatieve toepassingen voor Android tablets vinden. Scholen kunnen daarbij kiezen voor een package deal (tablets met educatieve apps en cloud services). Een voordeel is dat gebruikers meestal al over een Google-account beschikken zodat zij geen nieuw account hoeven aan te maken. Verder kunnen scholen deze tablets op een redelijk gemakkelijke manier centraal beheren.
Opvallend is dat deze ontwikkeling zich maar moeilijk verhoudt tot de trend dat gebruikers hun eigen apparaten en applicaties meenemen. Ik verwacht eerlijk gezegd dat beide ontwikkelingen naast elkaar zullen blijven bestaan: een grote groep gebruikers die baas wil blijven over de eigen applicaties en ‘devices’ (en die verwacht deze technologie ook binnen de onderwijsorganisatie en het werk te kunnen gebruiken), en een grote groep die geen ‘gedoe’ wil met eigen technologie, en verwacht dat de organisatie zorgt voor een goed werkend en centraal beheerd apparaat.
Google focust zich overigens niet alleen op hardware, applicaties en cloud services. Ook zij profileren zich met een visie op leren, die vergelijkbaar is met die van Apple (gepersonaliseerd leren, actief leren, samenwerkend leren; zie Google in Education). Google heeft in vergelijking met Apple het voordeel dat men een totaaloplossing kan bieden. Apple loopt bijvoorbeeld achter als het gaat om cloud services. iCloud kan zich m.i. echt niet meten met Google Apps. Keynote is m.i. weliswaar gebruikersvriendelijker dat Powerpoint of Google’s Presentations, maar Pages heeft bijvoorbeeld een veel hogere drempel dan Google Docs of Word. En deze laatste toepassingen gebruikt een doorsnee gebruiker nu eenmaal meer intensief.
Uiteraard blijft het jammer al deze ICT-giganten gebruikers -mede dankzij cloud services- afhankelijk maken van hun toepassingen, en niet default werken aan platformonafhankelijke toepassingen. Gelukkig kun je bepaalde toepassingen tot op zekere mate wel met behulp van verschillende besturingssystemen gebruiken.
Gebruikers hebben nu in elk geval wel meer te kiezen dan tien jaar geleden op het gebied van PC’s en kantoorsoftware. Rudenko schrijft bijvoorbeeld dat Google op het terrein van Google Play for Education overigens niet alleen concurrentie te duchten heeft van Apple, maar ook van enkele specifieke bedrijven. Dat is een goede zaak. Het onderwijs is niet gebaat bij enkele monopolisten.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Een reactie