Gepersonaliseerd leren staat in het middelpunt van de belangstelling. Tegelijkertijd is er kritiek op. Onder meer omdat er nog steeds verschillende zaken onder verstaan worden. Emeritus hoogleraar Larry Cuban is al een tijd bezig om op basis van eigen onderzoek een ‘continuüm’ van gepersonaliseerd leren te ontwikkelen. Een paar dagen geleden heeft Cuban zijn tweede concept gepubliceerd. Volgens mij doet een continuüm echter geen recht aan de complexe werkelijkheid.
Cuban stelt dat hij bij zijn bezoeken aan scholen veel verschillende definities hoort, maar ook diverse variatie in onderwijspraktijken waarneemt die het label ‘gepersonaliseerd leren’ dragen. Cuban maakt de vergelijking met ‘de olifant in de kamer’. Dit wordt ook veroorzaakt doordat docenten een eigen ‘draai’ geven aan beleid op dit terrein. Variatie is dan de norm, niet de uitzondering.
Jeroen Dijsselbloem zal zich gestreeld voelen, want ook Larry Cuban maakt een onderscheid in het ‘wat’ en ‘hoe’.
Docentgecentreerd
Aan de ene kant van het continuüm bevinden zich dan docentgecentreerde lessen binnen een traditioneel jaarklassen systeem. Deze scholen gebruiken online programma’s die zich richten op specifieke inhouden en vaardigheden, in lijn met landelijke standaarden. Binnen dit onderwijs wil men ook rekening houden met de mogelijkheden en prestaties van individuele lerenden. Deze lerenden gebruiken bijvoorbeeld applicaties die hen in staat stellen zichzelf te toetsen en vervolgens specifieke kennis en vaardigheden te ontwikkelen binnen aparte lessen. Docenten geven lerenden die achterblijven, extra ondersteuning. Het beleid van deze scholen beoogt studentgecentreerdheid. De praktijk is dat toch vooral door de docent en de programma’s bepaald wordt wat geleerd en getoetst wordt (dagelijks of wekelijks).
Studentgecentreerd
Aan de andere kant van het continuüm bevinden zich studentgecentreerde programma’s. Hierbij wordt gebruik gemaakt van groepen met lerenden uit verschillende jaren, vakintegratie, inhoudelijke dwarsverbanden, enzovoorts. Er is ook aandacht voor sociale, fysieke en psychologische groei. Wat er geleerd word, wordt mede bepaald door lerenden (op basis van interesses, passies of vragen vanuit de gemeenschap). Docenten begeleiden lerenden voornamelijk. Aan dit einde van het continuüm neigen de lessen – het ‘hoe’ – naar kleine groeps- en individuele activiteiten met af en toe een hele groepsinstructie. Deze scholen hechten met name ook waarde aan andere zaken, dan de ontwikkeling van voornamelijk cognitieve kennis.
Hybride
Tussen deze twee uitersten bevindt zich een scala aan scholen dat kiest voor meer hybride programma’s (grote groepen – kleine groepen -individueel leren, offline/online). Larry Cuban schrijft:
In short, the “what” and the “how” of teaching and learning are complex amalgams.
Binnen deze hybride programma’s zijn klassikaal-frontale lessen echter nooit dominant. De implementatie van gepersonaliseerd leren, stelt Cuban, is echter afhankelijk van de wijze waarop docenten ‘personalisering’ oppakken en vormgeven. Dat draagt bij aan grote diversiteit, maar ook tot voortdurend geworstel met het beoordelen en het afleggen van verantwoording. Wel werken deze hybride scholen allemaal binnen het traditionele jaarklassen-systeem. Cuban meent dat dit gegeven cruciaal is
to any “next big thing” for innovations aimed at altering the “what” and “how” of teaching and learning.
Veelvlak in plaats van continuüm
Het mooie van Cuban’s benadering is dat hij benadrukt dat de toepassing door docenten in feite wezenlijk is voor de implementatie van ‘gepersonaliseerd leren’. Hierdoor ontstaat grote variëteit. Het onderscheid tussen ‘wat’ en ‘hoe’ vind ik echter onvoldoende recht doen aan de complexe werkelijkheid.
Verleden jaar heb ik al bij Cuban’s eerste versie gesteld dat volgens mij eerder sprake is van een veelvlak dan van een continuüm. Volgens SURF kun je onderwijs op vijf dimensies meer flexibel en persoonlijk maken.
- Inhoudelijke keuzevrijheid (op meerdere niveaus).
- Passend bij je achtergrond (o.a. rekening houdend met voorkennis).
- Op eigen tijd, plaats en tempo.
- Op je eigen niveau.
- Op je eigen manier (volgens SURF kunnen lerenden succesvoller zijn als zij kunnen leren op basis van hun leervoorkeur; ik vraag me af of dit zo is).
Dit onderscheid is ook in lijn met wat ik vaker heb geschreven over formeel en informeel leren. Daarbij is ook geen sprake van een continuüm, maar van een veelvlak dat wordt beïnvloed door de aspecten proces (groepering, didactiek), plaats en setting (waar leer je), doelen en leerinhouden. Wie bepaalt hoe het proces eruit ziet, waar geleerd wordt, welke doelen worden nagestreefd en welke leerinhouden worden gebruikt?
Het spinnenweb van Van den Akker geeft wellicht nog beter de aspecten aan waarop je kunt variëren wat betreft docent- en studentgecentreerdheid (met name op micro-, maar ook op mesoniveau):
- In welke mate hebben lerenden invloed op de visie (waartoe zij leren)?
- In welke mate hebben lerenden invloed op de leerdoelen?
- In welke mate hebben lerenden invloed op de leerinhouden?
- In welke mate hebben lerenden invloed op de leeractiviteiten?
- In welke mate hebben lerenden invloed op de toetsing? Op basis waarvan wordt getoetst?
- In welke mate hebben lerenden invloed op de bronnen en materialen?
- Hoe vullen docenten de docentenrollen in (van puur klassikaal-frontale uitleg tot louter coachen)?
- Op welke manier worden lerenden gegroepeerd, en welke invloed hebben lerenden hierop?
- In welke mate hebben lerenden invloed op groeperingsvormen?
- In welke mate kunnen lerenden in eigen tempo leren?
- In welke mate hebben lerenden invloed op hun leeromgeving?
Zoals Larry Cuban schrijft: variatie is de norm bij gepersonaliseerd leren. Maar dan in de vorm van een veelvlak, in plaats van een continuüm. Tenzij je gepersonaliseerd leren echt reserveert voor een specifieke plek binnen dat veelvlak.
Nota bene: uiteraard zou het eigenlijk moeten gaan om ‘learning-centred’ onderwijs en opleiden.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie