Theo Bastiaens (rector Open Universiteit) en Elisabeth Minneman (bestuursvoorzitter De Haagse Hogeschool) pleiten in ScienceGuide voor samenwerking en vooruitgangsdenken als het gaat om de discussie over digitalisering en de privaat-publieke samenwerking tussen onderwijs en technologiebedrijven. Dat klinkt mooi. Op hun betoog is echter het een en ander af te dingen.
Bastiaans en Minneman maken zich zorgen dat pessimisme en doorslaande bezorgdheid de noodzakelijke onderwijsinnovatie in de weg zullen staan. Buiten het reguliere onderwijs gaan digitalisering en innovatie wel door. Zij vrezen dat “conservatisme en achterdocht” ertoe bijdragen dat Nederlandse onderwijsinstellingen achter een “eigen Chinese muur blijven en alleen onze historische panden opknappen om het onderwijsaanbod voor de komende twintig jaar aan te bieden. Investeren in technologie, software en nieuwe onderwijsconcepten doen we dan maar mondjesmaat. Binnen onze muren werken we dan graag samen met gelijkgestemden, bijvoorbeeld in consortia, en innoveren we alleen als de anderen dat ook doen. “
De auteurs zijn onder meer positief over een nieuw landelijk programma uit de groeifondsaanvraag digitalisering (o.a. de transformatiehub), over initiatieven zoals het collaborative trust framework dat erop gericht is om EdTech-producten aan te laten sluiten bij publieke waarden van het hoger onderwijs en over meer openheid, zeker bij leermaterialen.
Zij pleiten echter ook voor meer samenwerking met Big-Tech-bedrijven. Deze bedrijven zijn volgens de auteurs pas echt in staat om leertechnologieën te ontwikkelen die innovatief zijn, goed werken, actueel worden gehouden en veilig zijn. Onderwijsinstellingen zelf zouden daar niet toe in staat zijn.
Zij erkennen dat commerciële tech-bedrijven te maken hebben gehad met miskleunen en schandalen (zoals Cambridge Analytica). Er zijn echter ook bouwschandalen geweest, schrijven zij, en toch blijven we bouwen. Een betere regulering en een beter toezicht zorgen volgens Theo Bastiaens en Elisabeth Minneman voor het waarborgen van privacy en publieke waarden. Terughoudend zijn met innovatie is volgens hen niet de manier.
Mijn kritiek
Ik heb op een aantal elementen in hun betoog kritiek. Ik zal mij beperken tot mijn drie belangrijkste kanttekeningen.
Mijn eerste punt van kritiek is dat ik het lastig vind om te achterhalen aan wie zij refereren. Dat maakt het moeilijk om te bepalen of de auteurs een punt hebben. Wie verwijten Bastiaens en Minneman terughoudendheid met innovatie en zelfs “cultuurpessimisme”? Iemand als Marleen Stikker staat bijvoorbeeld kritisch ten opzichte van de dominantie van ‘big tech’-bedrijven. De ontwikkeling van internet is volgens haar ten koste gegaan van democratische waarden en digitale soevereiniteit. Zij meent echter dat we internet ook kunnen repareren door o.a. meer openheid, transparantie en het tegengaan van monopolievorming. Ik vind dat geen conservatisme. Een term als “cultuurpessimisme” is in dit verband m.i. ook misplaatst. Cultuurpessimisten zien immers geen mogelijkheden om het verval met keren. Een dergelijk geluid heb ik van critici van de invloed van Big Tech, zoals José van Dijk en Christien Bok, nog nooit gehoord. Hun boodschappen schaar ik met genoegen onder “kritisch vooruitgangsdenken”.
Mijn tweede punt van kritiek is dat Bastiaens en Minneman geen onderscheid maken tussen verschillende technologiebedrijven. In mijn contacten met ed tech-bedrijven kom ik gepassioneerde mensen tegen die graag een bijdrage willen leveren aan het verbeteren van leren, opleiden en onderwijs. Zij willen lerenden en docenten ten dienste zijn, en willen veel zorgvuldigheid in acht nemen als het gaat om veiligheid en privacy. We kennen echter ook technologie-bedrijven en tech-miljardairs die vooral streven naar macht, monopolie en munten (vooral veel munten). Deze bedrijven worden gedreven door de wetten van ‘venture’ kapitaal en door een conservatief-libertaire mens- en maatschappijvisie. Verdiep je bijvoorbeeld maar eens in de opvattingen van iemand als Peter Thiel. Dergelijke bedrijven staan bepaald niet open voor regulering en toezicht. Het Nederlandse onderwijs gezamenlijk is qua omvang en machtspositie geen partij voor hen. In de loop der jaren ben ik het geloof in de goedheid van bedrijven als Alphabet en Meta echt kwijt geraakt. Moeten we daar mee samenwerken?
Ik ben dan ook voorstander van publiek-private samenwerking met innovatieve, transparante en waarden gedreven ed-tech bedrijven die zich als partner opstellen, maar tegenstander van het in zee gaan met bedrijven die ten koste van veel, snel en veel geld willen verdienen. Daarbij is het maken van heldere en harde afspraken, bijvoorbeeld over eigenaarschap van producten, is essentieel. Wat doe je bijvoorbeeld als een waarden gedreven ed-techbedrijf voor veel geld wordt overgenomen door een geld gedreven ‘big tech’-bedrijf? Een concreet voorbeeld is de overname van Fronter door Pearson, jaren geleden. Na die overname stopte de doorontwikkeling van Fronter feitelijk.
Mijn derde en laatste punt van kritiek heeft betrekking op de veronderstelde invloed op onderwijsinnovatie die Theo Bastiaens en Elisabeth Minneman toedichten aan meer samenwerking met grote technologiebedrijven. Die onderwijsinnovatie komt vooral tot stand dankzij visie en leiderschap, investeren in professionalisering en ondersteuning, investeren in onderwijsontwikkeling (in relatie met technologie) en in tijd en ruimte voor docenten om zich te professionaliseren en om onderwijs te ontwikkelen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie