Rond de eeuwwisseling beweerden auteurs als Marc Prensky dat we te maken hebben met een generatie die van nature of inherent technologisch onderlegd is, en zich anders gedraagt en denkt omdat men technologie intensief gebruikt. Dit concept van de ‘digital native’ heeft ook in de academische wereld aan populariteit gewonnen. Al snel werd het idee bekritiseerd. Vervolgens leidde onderzoek tot de conclusie dat de technologische voorkeuren en bekwaamheden van jongeren divers zijn. Deze voorkeuren en bekwaamheden zouden bovendien niet leiden tot fundamentele veranderingen op het gebied van leren en doceren. Je zou zeggen dat deze discussie hiermee is afgerond. Niets blijkt minder waar.
Terry Judd heeft namelijk een analyse gemaakt van algemene zoekgegevens, zoekgegevens met Google Scholar en artikelen in tijdschriften over educatieve technologie (periode 1998-2017). Hij constateert dat het hoogtepunt van de verwijzingen naar termen als ‘digital natives’, ‘net generation’ en ‘millennials’ in 2011 lag, en daarna is afgenomen. Toch is de belangstelling voor dit concept nog steeds aanzienlijk.
In de inleiding van het artikel The rise and fall (?) of the digital natives bespreekt Judd met name de kritiek op het concept of idee. Vervolgens stelt hij dat verschillende auteurs Prensky’s ideeën overnemen, erkennen of kritiekloos citeren. Mogelijke verklaringen zijn onder meer morele ‘paniek’, de zekerheid-zelfgenoegzaamheid spiraal, ‘illusie correlaties’, confirmatie bias en cognitieve inertie.
Vervolgens presenteert Judd zijn analyses. Google Trends laat bijvoorbeeld zien dat de term ‘net generation’ tot oktober 2007 het meest wordt gebruikt. Daarna (en met name vanaf 2012) is het begrip ‘millennials’ ‘booming’. De term ‘net generation’ is sinds december 2016 veel populairder dan ‘digital natives’. Ook het academisch gebruik van deze termen -tenminste in artikelen- is in de loop der jaren hoog te noemen (dat geldt met name voor ‘millennials’). Ook valt op dat vooral Prensky vaak wordt geciteerd (piek in 2014). De term ‘millennial’ is men op een gegeven moment meer neutraal gaan definiëren (puur leeftijd aanduiden). Dit is een mogelijke verklaring voor de piek in het gebruik van deze term, de laatste jaren.
Judd heeft ook gekeken naar zeventien werken met meer dan 600 vermeldingen. Zeven van deze publicaties waren redelijk tot zeer kritisch over het concept. De overigen tien werken waren van drie ‘evangelisten’ van het concept (Prensky, Tapscott, Howe & Strauss) of waren gepubliceerd voordat de kritiek op het concept is losgebarsten. De kritische bijdragen zijn tussen 2008 en 2011 gepubliceerd.
Van de meest geciteerde artikelen stemmen er twee in met het concept, terwijl het andere artikel het concept bekritiseert.
Het meest interessante deel van het artikel van Judd bevat een analyse van vier vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van educatieve technologie (zoals Computers & Education). In totaal heeft Judd 444 artikelen tussen 2004 en 2016 bestudeerd. In 2011 verschenen de meeste artikelen waar dit onderwerp werd genoemd. In 2016 ging het om 40 artikelen. Verder valt het karakter van de artikelen op:
Er wordt dus nog steeds neutraal of positief over dit concept geschreven. Het aantal bijdragen waarin het concept wordt bekritiseerd is sinds 2013 afgenomen. Judd stelt onder meer:
Educational technologists appear to have taken the evidence on board, as shown by the continuing decline in the use of the terms within educational technology journals (…). However, given the continuing interest in and use of the terms within the wider academic community, it appears that this same evidence continues to be ignored by or perhaps remains unfamiliar to many of our academic colleagues.
Judd suggereert ook dat onderzoekers -althans afgaande op de publicaties- zich in de loop van de jaren minder zorgen zijn gaan maken over de rol en de invloed van technologie in het onderwijs, en de mate waarin onderwijs door de voorkeuren en behoeften van de lerenden moet worden bepaald. Dat komt volgens hem doordat de ‘morele paniek’ als overdreven werd beoordeeld. Of omdat het gebruik van leertechnologie meer gebruikelijk is geworden.
Het gebruik van de mythe rond de ‘digital native’ is naar mijn mening risicovol als dit ertoe leidt dat we bepaalde vaardigheden onterecht als reeds ontwikkeld beschouwen (zoals informatievaardigheden), of als we bepaalde activiteiten als effectief beschouwen terwijl ze dat niet zijn (denk aan multitasken). Daarom blijft het belangrijk deze mythe te bestrijden.
Dit is echter wat anders dan de zinvolheid van het gebruik van leertechnologie ter discussie te stellen, aan de hand van deze mythe. Technologie is alomtegenwoordig en biedt kansen voor het onderwijs (denk aan het faciliteren van een activerende didactiek of het bevorderen van meer flexibiliteit). Of deze kansen worden benut, is afhankelijk van de wijze waarop technologie wordt ingezet.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie