Bedrijven geven ongeveer 60 miljoen dollar per jaar uit aan learning content management systemen. Het komende jaar zal dit bedrag met ongeveer 30% toenemen, zo verwacht onderzoeks- en adviesbureau Bersin and Associates.
Met behulp van een Learning Content Management System (LCMS) kunnen kleine eenheden leerstof (zogenaamde leerobjecten) individueel dan wel in teams worden ontwikkeld en beheerd (o.a. versie- en variatiebeheer).
Chris Howard van Bersin & Associates verwacht dat bedrijven, nu leermanagementsystemen geaccepteerd lijken te zijn, als volgende stap een LCMS gaan implementeren. Bedrijven kunnen hiermee leerstof organisatiebreed verspreiden, controleren en standaardiseren.
"Our research found that 42% of organizations with LMSs are planning to acquire some type of LCMS system. This high growth rate is fueled by rapid expansion of corporate e-learning assets and the enterprise-wide adoption of LMS technologies", aldus Howard in het persbericht.
Ik weet het niet. En ik weet al helemaal niet of dat voor Nederland geldt. Zijn leermanagementsystemen hier ook al breed geaccepteerd? Zouden arbeidsorganisaties er niet veel beter aan doen om te investeren in social software ten behoeve van informeel leren?
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Hoi Wilfred,
het gebruik van een LCMS of digital repository sluit absoluut niet uit dat je gebruik maakt van social software (zoals wiki’s en weblog). Het gaat erom dat je content op één centrale plek opslaat, zodat het hierdoor eenvoudiger wordt om content terug te vinden en te ontsluiten naar meerdere kanalen (zoals in LMS/ELO, intranet, Wiki e.d.).
Als je nu ziet hoeveel content verborgen zit voor de meeste gebruikers en daardoor niet gebruikt kan worden om te leren of om her te gebruiken. Als voorbeeld, in de Blackboard omgeving van de TU Delft staan op dit moment meer dan 200.000 objecten, die op dit moment niet gevonden kunnen worden door gebruiker buiten Blackboard en voor gebruikers binnen Blackboard is het ook nog lastig om content terug te vinden.
Verder het mooie aan repositories is dat je deze aan elkaar kan koppelen, zoals met DAREnet en nu ook voor het LOREnet wordt gedaan, daardoor krijgt een student en een docent een schat aan extra leermateriaal.
met vriendelijke groet,
Willem
Dag Willem,
Ik begrijp dat je als organisatie social software naast een LCMS kunt gebruiken. je kunt echter een Euro maar 1x uitgeven. Bovendien beschikken organisaties vaak al over digital repositories. Hebben ze dan ook nog een LCMS nodig? Wegen de kosten op tegen de baten? Soms wel, soms niet. Nogmaals: ik ben er niet helemaal uit.
Ha, het probleem is wat definieer je als LCMS. Dit is een vrij breed begrip, dat is onder te verdelen in een aantal verschillende types. In het E-merge rapport “LCMS en de kunst van de ordening” heb vorig jaar een onderverdeling gemaakt in LCMS-en en in mijn reactie spreek ik dan ook over het type “digital repository”.
Het klopt dat er al veel digital repositories zijn binnen de verschillende organisaties, maar het grootste nadeel van deze systemen is meestal dat dit niet voor onderwijs wordt gebruikt.
Er zijn hier eigenlijk twee wegen te gaan:
1. één central repository.
2. allerlei decentrale repositories (die bijvoorkeur aan elkaar gekoppeld zijn, zodat je in één keer alle repositories kan doorzoeken).
Als je kijkt naar de kosten dan is de eerste optie natuurlijk beter. Maar vaak zijn er allerlei politieke en sentimentele argumenten om de optie 2 in stand te houden. Vaak is het dan inderdaad te duur om al die repositories met elkaar te koppelen en durft men niet de beslissing te nemen om te kiezen voor één centrale repository.
mvg,
Willem
Het mooie is dat de meeste sociale software toch gratis is. De waarde van het LCMS zit hem in het vasthouden en up to date houden van kennis die anders verloren gaat. Bij veel organisaties speelt dit probleem op het ogenblik. Dit mag wat kosten. De meerwaarde van een LMS/ELO, d.w.z. het automatiseren van de opleiding/training, is veel lastiger aan te tonen.