Elf modellen voor blended learning

Bij het denken over de toepassing van blended learning is het zinvol om een bepaald model voor blended learning als uitgangspunt te nemen. Het Clayton Christensen Institute onderscheidt zeven modellen. Ik heb deze modellen ook vaker gebruikt. Toch hebben deze modellen beperkingen. Vandaar dat ik deze modellen heb aangevuld, met als resultaat elf modellen voor blended learning.

Modellen blended learning
Afbeelding: iNACOL, The International Association for K–12 Online Learning, Blending Learning: The Evolution of Online and Face-to-Face Education from 2008–2015
http://www.inacol.org/

Het Clayton Christensen Institute hanteert een brede definitie van blended learning. Bij blended learning is dan sprake van een formeel onderwijsprogramma waarbij

  • een lerende op z’n minst een deel van het programma online op afstand volgt en in enige mate controle heeft over tijd, plaats, pad en/of tempo
  • en waarbij de lerende op z’n minst een deel op een fysieke locatie onder supervisie, en weg van thuis, bestudeert.

Bovendien is sprake van een geïntegreerde leerervaring doordat manieren van leren en leerinhouden met elkaar verbonden zijn.

Ik gebruik de aan de definitie van SURF ontleende beschrijving:

blended learning is een mengvorm van face-to-face en ICT-gebaseerde leeractiviteiten, leermaterialen en tools. Beide soorten leeractiviteiten maken een substantieel onderdeel uit van het onderwijs of opleiden; idealiter versterken ze elkaar. Het doel is onderwijs en opleidingen te ontwikkelen die gebruik maken van ICT om effectief, efficiënt en flexibel leren mogelijk te maken, met een stijging van het leerrendement en de student/docenttevredenheid tot gevolg.

De zeven modellen van het Clayton Christensen Institute zijn echter gebaseerd op het Amerikaanse K12-onderwijs. Zij houden echter geen rekening met werkplek leren (stage, beroepspraktijkvorming of het toepassen van het geleerde in de dagelijkse werkpraktijk van bijvoorbeeld deeltijd-studenten). Bovendien ligt de focus bij de modellen van het Clayton Christensen Institute op asynchroon leren terwijl synchrone vormen van online leren, zoals het webinar, juist ook didactisch krachtig kunnen zijn.

Daarom wil ik de volgende modellen onderscheiden.

1. Klassikaal ondersteund model

Dit model heeft betrekking op de ‘delivery mode’ classroom aid van Tony Bates. Binnen dit model wordt voornamelijk klassikaal/groepsgewijs lesgegeven. De docent gebruikt een digitale leeromgeving in aanvulling op het klassikale onderwijs. Lerenden vinden er leermaterialen, mededelingen en kunnen er opdrachten inleveren. Daarnaast gebruikt de docent bijvoorbeeld ook een smartboard voor instructie en/of opdrachten of maakt h/zij gebruik van een student response systeem. Dit model is beperkt flexibel. Ik durf er de inhoud van mijn portemonnaie op te verwedden dat dit model op dit moment het meeste wordt toegepast in het Nederlands onderwijs.

2. Stadia rotatie model

Dit is het station-rotation model van het Clayton Christensen Institute. Lerenden wisselen in een fysieke ruimte tussen verschillende stadia of stations. De ene keer bekijken ze in groepjes naar een online video, vervolgens werken ze samen aan een opdracht (waarbij ze bijvoorbeeld een zoekmachine gebruiken). Daarna krijgen ze extra uitleg of begeleiding van een docent, waarna ze vervolgens individueel oefenen of anderszins het geleerde verwerken. ICT wordt dan voornamelijk op school gebruikt. Dit model is redelijk flexibel naar niveau en tempo. Dit model wordt van oudsher vaak binnen het basisonderwijs toegepast. De laatste jaren wordt hierbij dus ook ICT ingezet.

3. Computerlab-klas rotatie model

Binnen dit model van het Clayton Christensen Institute werken lerenden binnen een computerlab volgens een vast schema aan specifieke taken. Denk daarbij aan het maken van taal- en rekenoefeningen, maar ook aan het maken van complexe ontwerpen via AutoCad. Vervolgens krijgen zij face-to-face les van een docent, waarbij sprake is van een geïntegreerd geheel van het geleerde in het computerlab en de inhoud van de les. Dit model is redelijk flexibel naar niveau. ICT wordt voornamelijk op school gebruikt.

4. Individueel rotatie model

Dit model -ook van het Clayton Christensen Institute- wordt in feite toegepast op veel iPad-scholen. Binnen dit model leren lerenden grotendeels in eigen tempo en op eigen niveau individueel online (voornamelijk op school). De docent gebruikt de gegenereerde data en biedt de lerende op basis hiervan begeleiding en ondersteuning ‘op maat aan’. In veel gevallen worden ook workshops en aanvullende klassikale instructies gegeven (als bijvoorbeeld blijkt dat een grote groep lerenden een bepaald concept niet snapt). Dit model is in hoge mate flexibel naar niveau en tempo.

5. Flipped classroom model

Binnen dit model vindt instructie voornamelijk online plaats, terwijl de lerenden niet op school zijn. Vervolgens wordt thuis of op school gecheckt of lerenden de instructie hebben bekeken en begrepen. Daarna wordt de leerstof op school verwerkt via oefeningen, opdrachten, discussie en formatieve toetsen. ICT wordt met name elders gebruikt. Dit model is eveneens in hoge mate flexibel naar niveau en tempo.

6. Flex model

Bij het flex model, dat het Clayton Christensen Institute ook typeert, studeren lerenden veel online, maar doen zij dat op school. Daarnaast interacteren ze op school met andere lerenden, en kunnen zij op school naar behoefte terugvallen op een docent als zij begeleiding wensen of extra ondersteuning nodig hebben. ICT wordt met name op school gebruikt. Dit model is eveneens in hoge mate flexibel naar niveau en tempo.

7. A la carte model

Binnen dit model van het Clayton Christensen Institute is een onderscheid tussen online cursussen en cursussen die praktisch volledig face to face worden verzorgd. Denk daarbij aan basiscursussen recht of psychologie die grote groepen studenten online volgen. Binnen deze cursussen krijgen zij ook online begeleiding van docenten. Daarnaast bezoeken lerenden onderwijsinstellingen waar zij andere cursussen meer kleinschalig kunnen volgen. Binnen deze laatste groep cursussen wordt weinig ICT gebruikt (bijvoorbeeld wel klassikaal ondersteund). ICT wordt dan ook met name elders gebruikt. De online cursussen houden vaak rekening met het niveau van de lerende, en kunnen ook flexibel in tempo worden gevolgd. Voor de face-to-face cursussen geldt dat in veel mindere mate.

8. Verrijkt virtueel model

Binnen het laatste model van het Clayton Christensen Institute leren lerenden voornamelijk online. Ze bestuderen instructies online en maken ook online verwerkingsopdrachten. Eventueel werken ze ook online samen met andere lerenden, en krijgen zij online begeleiding (groepsgewijs, individueel, asynchroon en synchroon). Face-to-face leeractiviteiten worden in aanvulling op het online leren verzorgd. Dit model wordt bijvoorbeeld toegepast bij de Open Universiteit waar studenten één keer in de zo veel tijd naar een studiecentrum komen voor een meer verdiepende bespreking van literatuur. ICT wordt met name elders gebruikt. Dit model is eveneens in hoge mate flexibel naar niveau en tempo.

De laatste drie modellen zijn door mij getypeerd.

9. Webinar model

Binnen dit model neemt de virtuele klas of het webinar een belangrijke plaats in. Er wordt dus voor een groot deel synchroon online geleerd. Daarnaast leren lerenden ook asynchroon online, en krijgt men online begeleiding (synchroon, asynchroon). Lerenden komen echter ook naar school om leerstof via oefeningen, opdrachten, discussie en formatieve testen te verwerken. Verder kan men op school terecht voor begeleiding door een docent. ICT wordt met name elders gebruikt. Dit model is eveneens in redelijk flexibel naar niveau en tempo. Het synchrone karakter perkt deze mate van flexibiliteit wat in.

10. 3L model

Dit model houdt integraal rekening met drie locaties waar geleerd wordt: school, online en de werkplek. Voor MBO-studenten in de beroepsopleidende leerweg is dat de beroepspraktijkvorming, binnen het voltijds hoger onderwijs is dat de stage, en binnen deeltijd-onderwijs, de beroepsbegeleidende leerweg en het post-initieel onderwijs is dat de werkplek. Op de werkplek krijgt men instructies (modelling), begeleiding en voert men opdrachten uit die -als het goed is- een relatie hebben met datgene wat men online leert en datgene wat men op school leert. Instructies krijgt men verder vooral online (denk aan kennisclips) en beperkt op school. Op school krijgt men vooral begeleiding, en gaat men actief aan de slag met de leerstof. Verder krijgt men deels online begeleiding (bijvoorbeeld via Skype). ICT wordt met name elders gebruikt. Dit model is behoorlijk flexibel naar niveau en tempo.

11. Complete blend model

Dit model lijkt sterk op het vorige model, met dien verstande dat binnen dit model ook nog expliciet virtuele klas-sessies worden georganiseerd waar op een interactieve manier geleerd wordt. De instructies op school zijn daardoor nog beperkter van omvang. In vergelijking met het 3L model zal het aandeel asynchrone online instructies ook beperkter van omvang zijn. ICT wordt met name elders gebruikt. Dit model is behoorlijk flexibel naar niveau en tempo.

Binnen deze modellen kun je nog diverse leertechnologieën inzetten, en kun je variëren in de mate waarin je ICT gebruikt, en in de mate waarin lerenden zelfsturing hebben. Verder kun je binnen de modellen vaak nog variëren in de balans tussen samenwerkend leren en individueel leren. Uiteraard kunnen docenten er voor kiezen om ook tijdens face-to-face bijeenkomsten leertechnologieën te gebruiken (denk aan zoekmachines of tools als Padlet).

De keuzes die je maakt zijn van diverse zaken afhankelijk. Als je niet de beschikking hebt over virtual classroom-technologie, dan vallen het webinar model en het complete blend model af. Als je docenten over betrekkelijk weinig expertise op het gebied van ICT en leren beschikken, dan kun je slechts geleidelijk overstappen op meer geavanceerde modellen. Investeren in professionalisering is dan een must. Uiteraard zijn leeruitkomsten, leerdoelen en leerinhouden ook van invloed op de keuze voor een model. Bovendien kun je de modellen ook geleidelijk invoeren.

Ontwikkel vooral je eigen model, waarbij deze elf modellen je aan het denken kunnen zetten. Maak je niet te druk om de namen. Focus je op de opzet en inhoud.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

3 reacties

  1. Beste Ruben,
    Ik ben benieuwd of je, na twee jaar Corona onderwijs, denkt dat deze modellen nog actueel zijn? Zijn er modellen bij gekomen of hebben bepaalde modellen de overhand gekregen?

    Je hebt het bij de laatste twee modellen over Virtuele classrooms, bedoel je daar omgevingen als Teams mee?
    Zou je kunnen stellen dat de modellen vanaf nr 7 meer zelfsturing van de lerende vragen / mogelijk maken?

  2. Ja, zeker. Een discussiepunt is of het simultaan onderwijs een twaalfde model is, of dat dit geen vorm van blended learning is. Tijdens de coronacrisis zijn onderwijsinstellingen volledig online onderwijs gaan verzorgen of simultaan onderwijs. De modellen van blended learning zijn minder toegepast. Daar zal men nu weer meer op over gaan. Omgevingen als Teams of Zoom zijn technologieën waarmee je virtuele klas-sessies kunt verzorgen.
    Ik zou niet durven te stellen dat de modellen vanaf nr 7 meer zelfsturing vragen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *