Dwangmatigheid van data binnen opleiden en onderwijs?

Het gebruik van grote hoeveelheden data is momenteel één van de meest belangrijke trends op het gebied van ‘technology enhanced learning’. Worden de beloften op dit terrein waargemaakt? En realiseren we op het gebied van onderwijs en opleiden geen ’surveillance state’? En met welke gevolgen?

Big data
Foto: re_birf, Flickr

Audrey Watters is bezig met het beschrijven van uitvoerige trendartikelen op het gebied van ICT en onderwijs. Gisteren verscheen The Compulsion for Data. Ik probeer hier de kern weer te geven van dit zeer uitvoerige betoog dat wordt geïllustreerd met veel verwijzingen, voorbeelden en citaten.

Watters stelt in deze bijdrage dat voorstanders van het gebruik van data dit onderwerp verbinden met personalisering van leren: dankzij data analyses weet je veel van de lerende, en kun je leerstof automatisch op maat aanbieden. Tegelijkertijd vormen data echter ook de hoeksteen van het afleggen van verantwoordelijkheid (van docenten en instellingen).

Bezwaren op het gebied van privacy en veiligheid proberen voorstanders te weerleggen met de belofte om data te anonimiseren en geen relaties te leggen met de identiteit van de lerende. Dat impliceert echter niet dat deze data niet worden verzameld. Watters geeft onder meer het voorbeeld van Google Extensions die over jouw volledige browse-geschiedenis beschikken. En hoe intensief worden Google Apps for Education en het Google Chromebook niet binnen het onderwijs gebruikt, vraagt Watters. Verder gaan bedrijven als Knewton er prat op over massa’s data van lerenden te beschikken.

Wat betreft veiligheid kennen we al veel voorbeelden van datalekken. Het Amerikaanse onderwijsministerie telde bij henzelf in 2015 alleen al 91 gevallen van datalekken. Inmiddels ben je in Nederland als instelling overigens de sjaak als jou dat overkomt en als je er niet snel wat aan doet. Volgens Watters is beveiliging op dit moment zachts gezegd een ‘issue’ en zouden we dus om deze reden ook de nodige reserve moeten hebben ten aanzien van het opslaan van grote hoeveelheden data van lerenden. Opvallend is ook dat claims op het gebied van privacy nu juist worden gebruikt als marketinginstrument.

Watters staat kritisch ten opzichte van ’personalisering’. Volgens haar moeten we niet doen alsof je zonder learning analytics niet in staat bent om meer rekening te houden met individuele verschillen en leerbehoeften. Bovendien moeten we niet vergeten dat personalisering altijd binnen bepaalde kaders plaatsvindt. Netflix beveelt op basis van je kijkgedrag ook alleen films aan die in hun catalogus voorkomen. Veel adaptieve leerprogramma’s houden geen rekening met wat lerenden willen leren, maar bepalen op basis van leergedrag wat lerenden moeten leren. Is wel sprake van gepersonaliseerd leren bij adaptieve programma’s?

De vraag daarbij is eveneens of big data wel antwoord bieden op de meest interessante vragen. Welke data zouden verschillende belanghebbenden moeten verzamelen? En hoe verzeker je transparantie over het gebruik?

Whose data is forced to be “transparent”? Teachers? Students? Institutions? Ed-tech companies? (…)
How can we “check the work” that’s performed by algorithms in education? By and large, these are proprietary and hidden from view.

Watters geeft geen antwoorden, en ik net zo min. Mijns inziens is het wel duidelijk dat diverse betrokkenen hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Wellicht is het een goed idee als ‘databaronnen’, overheid, de Onderwijsraden, onderwijsvakbonden, vertegenwoordigers van lerenden en organisaties als Bits for Freedom voor allen bindende afspraken gaan maken over het opslaan, analyseren, bewaren, gebruiken en ook verwijderen van data. Daarbij zal onder meer gekeken moeten worden naar welke data daadwerkelijk iets zeggen over zaken als risico’s op uitval en effectief leren.

Volgens Audrey Watters is er geen reden om ‘learning analytics’ als de magische pil of wonderolie voor alle ‘onderwijsproblemen’ te presenteren. Diverse aanbieders op het gebied van educatieve technologie -vooral aanbieders die enorme fondsen weten aan te boren- wekken volgens haar verwachtingen die ze niet waar kunnen maken. Het risico bestaat dat statistische correlaties causaliteiten worden. Nu worden soms zelfs gedragingen in het dagelijks leven gemonitord, terwijl het maar de vraag is of er altijd een verband is met het leren.

Audrey Watters neemt binnen het onderwijs een zogenaamde Culture of Surveillance waar. We gebruiken technologie niet alleen om vast te leggen hoe lerenden leren, maar we proberen ook ongewenst gedrag zoals spieken en verzuimen vast te leggen. Daarnaast willen scholen onder het mom van veiligheid gedrag op sociale media gaan monitoren. Onderwijsinstellingen gaan daarbij in zee met technologiebedrijven zonder goed vast te leggen wat er met die data gebeurt. En ‘we’ beperken ons daarbij dankzij sensortechnologie, software voor gezichtsherkenning en biometrische technologieën niet alleen tot gedrag binnen online omgevingen.

Onderzoek van het Pew Research Center laat volgens Waters zien dat 42% van de Amerikanen aangeeft zich hierover enige tot ernstige zorgen te maken. 93% van de volwassenen meent dat burgers zelf controle moeten hebben over wie toegang heeft tot de data. Overigens heeft men zorgen over de eigen privacy, maar gaat men meer soepel om met privacy van de eigen kinderen. In feite vertonen zij enige ambivalentie op dit terrein (voorstander van het verzamelen van data door de school, maar je daar ook zorgen over maken).

Watters noemt deze ontwikkelingen angstaanjagend, en ik ga daar een heel eind in met haar mee. Welke gevolgen heeft dit voor het gedrag en de attitude van lerenden, als zij weten dat zij intensief worden gesurveilleerd? Verwarren we zorg niet met surveilleren, vraagt zij af?

Volgens Watters is het niet evident dat het verzamelen, analyseren en gebruiken van grote hoeveelheden data leidt tot meer efficiënt en effectief onderwijs. Vooralsnog wordt er veel over gespeculeerd.

Eerlijk gezegd heb ik zelf ook een ambivalente houding ten aanzien van dit onderwerp. Naar mijn mening zullen we voorlopig kritische vragen moeten blijven stellen, de dialoog voeren met betrokkenen -met name met lerenden zelf- over kansen en risico’s. Ik ben wel degelijk voorbeelden tegen gekomen waaruit blijkt dat het analyseren van data bruikbare informatie kan opleveren ter verbetering van het onderwijs, opleiden en leren.

Het wordt echter hoog tijd om een einde te maken aan de naïviteit bij veel gebruikers op dit terrein. Ook zullen we onderzoeken van beperkte omvang moeten uitvoeren naar de effecten hiervan. Ook de effecten van het surveilleren van lerenden. Leidt dit tot ongewenst risicomijdend gedrag bij lerenden? We moeten zéér terughoudend zijn om commerciële aanbieders te veel ruimte te geven op dit terrein, vooral als het gaat om het gebruiken van deze data voor commerciële doeleinden.

Ik beschouw deze ontwikkeling als onomkeerbaar, maar wel bij te sturen. Daaronder valt ook het terugdraaien van besluiten om bepaalde data op te slaan. Sommige dingen moet je niet willen weten.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *