Volgens twee Deense onderzoekers voltrekt de adoptie van digitalisering in het onderwijs zich in drie golven. Zij baseren zich hierbij op het gebruik van ICT binnen Deense ‘upper secondary schools’, in de periode 2005-2015. Ik heb grote twijfels bij hun interpretatie.
Eerste golf
De eerste reactie van docenten en scholen is het negeren van de nieuwe moeilijkheden en mogelijkheden of het verbieden van het gebruik van digitale media voor niet relevante onderwijsdoeleinden. Volgens de onderzoekers mislukken deze strategieën (negeren en verbieden). Nieuwe mogelijkheden worden ook niet geactualiseerd of nieuw uitgevonden. Digitalisering draagt niet bij aan realisatie van nieuw en verbeterd onderwijs. Je ziet wel averechtse effecten, zoals onrust omdat lerenden ICT gebruiken om te multitasken of om te interacteren met docenten die niet eten hoe zij nieuwe technologie moeten gebruiken.
Tweede golf
Scholen, docenten en lerenden beginnen nieuwe technologie te gebruiken ten behoeve van een betere interactie tussen de lerenden en de docenten. Digitale middelen worden gebruikt voor interactie in de klas, en voor het online delen van documenten waar lerenden aan samenwerken. Dit proces wordt gecontroleerd en begeleid door de docent. Er is sprake van een intensieve educatieve interactie. De docent verovert de aandacht opnieuw. Er ontstaan meer en betere mogelijkheden voor participatie. Leertechnologie wordt bijvoorbeeld gebruikt om. Meer lerenden te laten participeren. Er is sprake van verbetering, dankzij ‘meer’ en ‘betere’ interactie. Het onderwijs zelf veranderd niet radicaal.
Derde golf
De derde golf komt op als andere personen dan lerenden en docenten, via internet integraal deel gaan uitmaken van het onderwijsproces. Hierdoor verandert ook het onderwijs. Er ontstaat een andere dynamiek. Er is sprake van een open digitalisering van het onderwijs, met nieuwe perspectieven voor de onderwijsvorm. Regelmatig ontmoeten studenten personen met andere perspectieven, opvattingen en reacties. De docent fungeert min of meer als ‘mediator’. Lerenden maken verbinding met groepen, andere schoolklassen, individuen en databases en gebruiken de nieuwe media-omgeving als een natuurlijk onderdeel van hun onderwijs:
They take part in the convergence culture carrying out products age, learning to navigate and take part in the new society and its forms of production, network, communication and culture. The upshot is that teaching shifts from being a closed production to an open activity, inviting different people to participate. Instead of transmitting knowledge to the students, the role of the teacher becomes to connect students with relevant otherness and make knowledge sharing possible across borders and differences.
Mijn opmerkingen
Ik heb moeite met deze benadering. Zo vond digitalisering van het onderwijs al voor 2005 plaats. Verder stellen de auteurs dat hun indeling gebaseerd is op ‘observaties’. Ik twijfel aan de objectiviteit van deze observaties. De auteurs hebben een bepaalde visie op onderwijs (en het gebruik van leertechnologie daarbij) , die zij koppelen aan een bepaalde natuurlijk verlopend adoptieproces. Je kunt als school echter ook een heel andere onderwijsvisie hebben, die je doordacht faciliteert met leertechnologie. In de gehanteerde indeling kom je dan niet in de derde golf terecht. Deze benadering heeft raakvlakken met het SAMR-model van Puentedura, die de fase van ‘redefinition‘ ook als heilige graal lijkt te beschouwen. Daarnaast suggereren de golven dat ontwikkelingen zich na elkaar in tijd voltrekken, en dat alle scholen, docenten en lerenden grosso modo dezelfde ontwikkeling doormaken. Dat is natuurlijk niet zo.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Is het niet zo dat deze drie golven in de praktijk door elkaar heen lopen? Docenten die de mogelijkheden negeren, benutten en hun onderwijs innoveren. Ik ken geen scholen waar alle docenten op de derde golf surfen. De meerderheid zit nog op de eerste en de tweede golf.
Dat is dus één van mijn kritiekpunten. En waarom zou je persé op die derde golf moeten ‘surfen’?