Doelmatigheid van opleidingen op macroniveau is een bijzonder complex en dynamisch terrein. Politici en vertegenwoordigers van ‘de arbeidsmarkt’ zouden zich dat beter moeten realiseren, als zij weer met grote verhalen pleiten voor het beter aansluiten tussen MBO en bedrijfsleven.
En zo zit je onverwacht bij een sessie van een gewaardeerd oud-collega van Gilde Opleidingen. Beleidsadviseur Toon Berkers vertelde over hoe de Limburgse MBO-instellingen gekeken hebben naar macrodoelmatigheid van het MBO-aanbod. Je moet weten hoe je ‘parochie’ in elkaar zit, voordat je acties onderneemt rond doelmatigheid van het opleidingsaanbod. Daarom hebben de vier MBO-instellingen een structureel Alliantie-overleg belegd waar onder meer afspraken zijn gemaakt over vestigingsplaatsen van opleidingen. In dat overleg is ook besloten om elk jaar deelname aan MBO-opleidingen structureel in kaart te brengen. Diverse belanghebbenden roepen namelijk van alles over het MBO. Het gaat er om dat het MBO op dit terrein zelf het voortouw neemt in discussies. Een voorbeeld was dat belanghebbenden in Limburg pleitten voor een MTS in de gemeente Weert, terwijl daar geen draagvlak voor is als je naar de feiten kijkt.
Dat zijn de vier MBO-opleidingen toen gaan doen: naar feiten en cijfers kijken. Het resultaat was een gezamenlijke publicatie ‘MBO in Kaart’. Per opleidingsdomein en rayon is voor zo’n 30 duizend leerlingen aangegeven wat men waar studeert. Op een gegeven moment kon men ook trends aangeven.
De MBO-instellingen hebben hiervoor geen extra subsidie aangevraagd. Dat scheelde ook in het samenstellen van een projectorganisatie en het maken van verantwoordingen.
Deze manier van werken was wel omslachtig vanwege gebrekkige ICT-faciliteiten (export uit verschillende leerlingadministraties, bewerken in Excel) en verschillende interpretaties (o.a. over opleidingen die geclusterd moesten worden).
Op een gegeven moment werd de belangstelling voor deze aanpak groter, ook vanuit andere onderwijsinstellingen. De verwachte krimp in Limburg leidde tot de behoefte om toekomstige deelname aan mbo beter te ramen, in relatie tot het arbeidsmarktperspectieven. Volgens Toon is het echter bijzonder complex om goede arbeidsmarktperspectieven in kaart te brengen. Bij secretaresse opleidingen blijkt bijvoorbeeld dat je niet in Venray een secretaresseopleiding moet gaan volgen, maar wel in Helmond. Terwijl beide plaatsen eigenlijk in dezelfde regio liggen. “Zo werkt het niet”, parafraseerde hij Jan van Zijl van de MBO Raad.
Toon pleitte er voor om precies naar de cijfers te kijken, en naar redeneringen achter cijfers. Niet elk cijfer is namelijk een feit. Op basis van eigen analyses concludeerde men dat er veel beweging was binnen het MBO maar dat er bijna geen mobiliteit van leerlingen is tussen Noord-Limburg en Zuid-limburg. Een leerling uit Weert gaan liever naar Eindhoven dan naar Venlo of Sittard. Leerlingen trekken zich niets aan van provinciegrenzen die bestuurlijk getrokken worden. Dat betekent dat Gilde Opleidingen in Noord- en Midden-Limburg eerder in gesprek moet gaan met het Summa College en ROC Nijmegen. Moeten MBO-instellingen met elkaar concurreren of moet je afstemmen? Moet je met publieke gelden elkaar beconcurrerende infrastructuren in elkaars nabijheid in stand houden? Of is de kwaliteit van het onderwijs juist gebaat bij concurrentie? Over die vraag ging de discussie.
Bij macrodoelmatigheid van opleidingen heb je volgens Toon te maken met drie perspectieven die met elkaar in balans moeten zijn, maar permanent in beweging zijn: de leerling (met voorkeuren en keuzes), de opleiding en het (regionale) bedrijfsleven. Pas op voor versimpeling. Kijk preciezer. Dat is een belangrijke conclusie van Toon. Deze les zou nadrukkelijk ook moeten gelden voor belanghebbenden die -om wat voor strategische reden ook- vaak zonder voldoende feitelijke kennis van zaken maar wat roepen over doelmatigheid van het MBO.
Lees ook de notitie Doelmatig MBO in Limburg
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie