Docenten zijn sterk verdeeld over de vraag over web 2.0-technologieën toegevoegde waarde kunnen hebben voor het onderwijs. De helft denkt van wel, de helft denkt van niet. Dat blijkt uit onderzoek uitgevoerd voor een Brits telecombedrijf. Twintig procent van de docenten geeft aan over onvoldoende kennis te beschikken, een andere aanzienlijke groep maakt zich zorgen over beveiliging en privacy.
Het onderzoek laat ook zien dat veel jongeren tussen de 13 en 18 jaar intensief gebruik maken van YouTube (54%), social networking sites (50%) en Wikipedia (47%). Een grote groep jongeren ziet ook wel wat in de toepassing van deze tools binnen het onderwijs. Echter: slechts 20% van de docenten gebruikt de Wikipedia in het onderwijs, en slechts 5% YouTube. De onderzoekers stellen daarom dat nogal sprake is van een kloof tussen het dagelijks leven van jongeren en school.
Dit wordt langszamerhand the same old story: het lot dat schijnbaar elke nieuwe technologie in het onderwijs treft. Opvallend ook: onderzoeken presenteren vaak verschillende cijfers als het gaat om het gebruik van social software door jongeren. Van deze cijfers vind ik het gebruik van de wikipedia laag.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Beste Wilfred,
Wat ik een beetje mis in de uitkomsten van het onderzoek is de mogelijke verdeeldheid onder docenten over de echte meerwaarde van web 2.0 technologie voor het onderwijs. Want dan heb je het ook echt over ‘merits’ ofwel een “significant difference” en niet alleen over een achterstand in kennis of infrastructuur.
Er zijn inmiddels steeds meer goede voorbeelden van gebruik op het internet te vinden. Blijkbaar is dat informatie die docenten vaak domweg gewoon niet bereikt. Zien is geloven, toch?