Docenten kunnen inzicht krijgen in de hersenactiviteit van lerenden. Maar is dat wenselijk?

Technologische ontwikkelingen zorgen ervoor dat ‘brain-machine-interface’ steeds toegankelijker wordt. Schoorvoetend komen ook educatieve toepassingen beschikbaar. Het is de vraag of dat een wenselijke ontwikkeling is.

FocusEdu
Schermafdruk website BrainCo

Gisteravond las ik via Blendle een artikel uit het Vlaamse De Tijd over de FocusEdu die momenteel tijdens de befaamde technologiebeurs CES in Las Vegas wordt gepresenteerd. Dit is een tool, een soort haarband, die ontwikkeld is door de Amerikaanse start-up BrainCo met als doel hersenactiviteit van lerenden te laten registreren waardoor een docent in staat is na te gaan welke lerende tijdens de les gefocust was en welke lerende niet. Volgens De Tijd is deze spin-off van MIT zelfs een van de voorlopers op het gebied van ‘brain-machine-interface’ (BMI)

het idee dat we onze breincapaciteit kunnen opschalen door er een digitaal verlengstuk aan te breien.

Docenten krijgen hiermee volgens de makers beter inzicht in of er binnen een klas wordt geleerd. Volgens BrainCo is namelijk ongeveer de helft van de Amerikaanse lerenden niet betrokken in de klas. Meer betrokkenheid (activiteit) zou leiden tot betere leerresultaten.

De op deze manier verkregen terugkoppeling zou bijvoorbeeld docenten in staat stellen om individueel in te grijpen of om hun didactiek aan te passen.

In China timmert het bedrijf al aan de weg. De stap naar de werkplek is volgens de auteur ook klein. Werkgevers kunnen dan de hersenactiviteit van hun medewerkers monitoren. Een volgende stap zou het implanteren van chips zijn die zicht bieden op hersengolven en die ook hersengolven in staat stellen machines aan te sturen. Via een handprothese kan iemand zonder armen aan bijvoorbeeld kalligrafie doen.

Het einddoel is dan dat iedereen met zijn hersengolven eender welk slim toestel in het huis kan besturen. De thermostaat een graadje hoger zetten door het gewoon te denken?

Ik vind het interessant om via sensortechnologie onderzoek uit te voeren naar de relatie tussen hersenactiviteit en didactiek. Het gaat me echter om een aantal redenen te ver om docenten inzicht te geven in de hersenactiviteit van lerenden:

  • Volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming mag je niets met biometrische gegevens doen, tenzij dat in de nationale wetten is vastgelegd. Als jij bijvoorbeeld hard kunt maken dat je biometrische gegevens nodig hebt voor identificatie, dan mag dat. Je hebt gegevens van hersenactiviteiten echter niet nodig om goed onderwijs te verzorgen. Je mag dit als docent dus niet meten.
  • Dit is een wel zeer eenzijdige benadering van het meten van hoe er geleerd wordt. Wat voor betekenis hebben die gegevens nu eigenlijk voor een docent? Wat kun je er nu echt mee? In 2009 heb ik tijdens de Online Educa Berlijn een presentatie bijgewoond van neurowetenschapper Hauke Heekeren. Deze stelde toen dat neurowetenschapppen geen voorschriften voor onderwijsontwerp geven, maar alleen beschrijvingen wat er binnen het brein plaatsvindt.
  • Daniel Willingham stelde tijdens die presentatie dat de toegevoegde waarde van neurowetenschappen voor de onderwijspraktijk ‘snake oil’ is. Er is bovendien veel bekend over hoe didactiek bij kan dragen aan het activeren van lerenden. Laten we die lessen eerst gaan toepassen.
  • Het monitoren van de voortgang van het leren door een docent is op zich van groot belang. Om allerlei redenen (privacy, voorkomen van stigmatisering en selffulfilling prophecy, werkdruk, etc) moet je je daarbij richten op de meest relevante informatie. Ik vraag me af of hersenactiviteit daar deel van uit maakt.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *