De laatste tijd kom ik bijdragen tegen die vragen stellen bij de zinvolheid van online discussies bij Massive Open Online Courses (MOOCs). Aan de ene kant wordt geklaagd over chaos door overvloed, aan de andere kant over gebrekkige participatie door lerenden. Wat is het probleem? En kunnen we daar wat aan doen?
Onlangs besteedde ik aandacht aan een blogpost van James Cridland waarin deze zich afvraagt of online fora binnen MOOCs wel bijdragen aan leren, en niet averechts werken. Discussies verlopen vaak chaotisch, zijn lang niet altijd leerzaam en bovendien gebruiken lerenden andere platforms (zoals Facebook) voor interactie.
Phil Hill vraagt zich nu ook af of discussies binnen MOOCs niet eerder een belemmering vormen voor betrokkenheid van lerenden. Hij haalt daarbij Robert McGuire aan die stelt dat meer deelnemers kan leiden tot meer isolatie binnen een menigte. Deelnemers aan MOOCs blijken vooral over online discussies te klagen omdat zij door de bomen het bos niet meer lijken te zien. Ik noem dat 'interaction overload'. De fora hebben onvoldoende functionaliteiten om onderwerpen te verbinden, en bijdragen te filteren en te sorteren.
Hill illustreert aan de hand van een aantal onderzoeken dat relatief weinig deelnemers participeren in discussies en dat er altijd sprake is van een kleine groep die de conversaties domineert. Het blijken vooral studenten, die een certificaat willen behalen, te zijn die actief zijn binnen MOOCs. Tegelijkertijd blijkt uit een onderzoek dat er sprake is van een geringe correlatie tussen het percentage discussianten en de omvang van de MOOC.
Hill constateert ook dat studenten vaker participeren in andere leeractiviteiten (zoals het bekijken van video's, het maken van toetsen en opdrachten).
Hij concludeert op basis hiervan dat we bij MOOCs moeten zoeken naar andere vormen van betrokkenheid, dan online discussies. Hij merkt echter ook op dat er wel voorbeelden van het succesvol gebruik van fora binnen MOOCs. Hill suggereert dat de docent hierin een stimulerende rol speelt, en dat de wekelijkse vragen meerdere perspectieven toe laten.
Nadat ik Hill's bijdrage heb gelezen, vraag ik me af wat het probleem is:
- In hoeverre passen online interacties bij je visie op online leren?
- Zijn deelnemers aan MOOCs door de bomen het bos niet meer vanwege het grote aantal bijdragen en gebrekkige filtermogelijkheden?
- Participeren deelnemers juist onvoldoende in discussies?
Ik beschouw interacties als een belangrijk middel voor kennisconstructie. Het is een manier om je gedachten opnieuw te structureren, en zicht te krijgen op andere perspectieven. Daarbij ga ik uit van interacties tussen de lerende en de content, de lerende en de docent, en de lerenden onderling (Moore, 1989). Ook zouden interacties verdiepend moeten zijn, en bij voorkeur reflectief. Khalil en Ebner constateren bijvoorbeeld dat het binnen MOOCs dikwijls aan interactie tussen docent en lerenden ontbreekt. Je kunt interacties tussen lerenden en met een docent op verschillende manieren faciliteren. Elk medium (fora, chat, blogs, wiki's, twitter, polls, Facebook, enzovoorts) heeft voor- en nadelen en didactische toepassingsmogelijkheden (gebaseerd op hun 'affordances'). Ik heb nog geen alternatief gevonden voor eenvoudig vormgegeven fora als het gaat om meer uitgebreide conversaties (blogs zijn prachtig, maar complexer in gebruik en bij een groot aantal blogposts verliezen lerenden ook het overzicht).
De tweede kwestie is wellicht te aan te pakken door te werken met subgroepen (complex, gezien het karakter van een MOOC), door functionaliteiten van discussiefora te verbeteren, door lerenden beter te bekwamen in het cureren van massa's informatie of door een bovengrens te stellen aan een MOOC. Als 25% van de deelnemers participeert in discussies dan zou een aantal van 1000 deelnemers wel eens een bruikbare bovengrens kunnen zijn. Ik ben hier zelf nog niet uit.
Het derde vraagstuk kan ook vanuit verschillende invalshoeken worden benaderd:
- Niet-participeren in discussies is een vorm van legitimate peripheral participation (Lave & Wenger, 1991). Lurken (kijken, content bestuderen zonder te converseren) kan gebaseerd zijn op de voorkeur van deelnemers voor leeractiviteiten. Zij verwerken het geleerde wellicht op een andere manier, dan via discussiefora. Mijn visie op leren hoeft niet overeen te komen met de leervoorkeuren van andere deelnemers. Deze groep kan behoorlijk aanzienlijk in omvang zijn.
- De mate van participatie in discussies is van meerdere factoren afhankelijk. Bijvoorbeeld van het individu (leervoorkeur, leerbehoefte, tijd en ruimte om te participeren, betrokkenheid bij het onderwerp, en dergelijke), van de technologie (laagrempeligheid), van de rol van de docent (stimuleren, bevordere. van aggregatie van bijdragen), van de 'concurrentie' van andere leeractiviteiten (zoals toetsen, opdrachten, online video's, online live events) en van de discussiestellingen en -vragen (complexe vragen kosten meer moeite om te beantwoorden, in welke mate zijn stellingen/vragen/reacties betekenisvol en prikkelend). Daar zul je m.i. dus vooral naar moeten kijken, als je vindt dat naar deelnemers naar verhouding weinig deelnemen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Mijn eerste mooc had een bijzondere vorm van interactie. Tweetchats. Het aantal deelnemers aan de chat nam elke week toe. Structuur werd geboden door een aantal vragen die we vooraf kregen. Een aantal deelnemers was tevens moderator. Die zorgde bijvoorbeeld voor een Storify achteraf zodat de grote lijn van de discussie ook voor niet deelnemers duidelijk werd. Leuk om te doen en vrij gemakkelijk te organiseren.
In veel MOOC’s wordt aan de deelnemers overgelaten om een forum te starten. De organisatoren geven een #hashtag om de vindbaarheid van de bijdragen mogelijk te maken. In de MOOC zijn praktische aanwijzingen over pingback, bloggen, gebruiken van sociale media. .
Vaak is er in de MOOC de mogelijkheid om bijdragen aan te melden aan een RSS systeem Deelnemers kunnen dmv RSS een aantal bijdragen blijven volgen.
De discussie wordt dan in blogs en op andere fora gevoerd. Vaak kondigen deelnemers hun bijdrage aan op Twitter of Facebook.
De nieuwsbrief van de organisatoren verwijst naar discussies en bjdragen.
De opstartfase van de MOOC doet een beroep op communicatieve vaardigheden van de deelnemers. Deze vaardigheden zijn essentieel voor online leren, daarom is het belangrijk de deelnemers de kans te geven te ontdekken hoe die communicatie werkt.
Vaak is er in de MOOC een handleiding voor het communiceren in een MOOC.
MOOCs uit voorgaande jaren staan meestal nog online en zijn een bron voor de organisatoren van nieuwe MOOCs. http://cck11.mooc.ca/week1.htm; of http://change.mooc.ca/outline.htm
Ik weet dat veel deelnemers hier moeite mee hebben. Ze vinden het lastig om overzicht te houden.
Leidde dat wel tot verdiepende interacties en reflectie? Op zich mooi, deze toepassing van Storify.
Dat leidde voor een groepje mensen zeker tot verdiepende interacties die na de chat nog verder ging. Ik heb nu nog contact met ongeveer 20 mensen uit die groep. En nog steeds hebben we discussies over het gebruik van ICT, sociale media enz in het onderwijs. Leuke is dat we uit verschillende landen komen dus het is ook goed te zien dat we in Nederland niet ver achterlopen.
Ik denk dat persoonlijkheidskenmerken ook een rol spelen. Sommige mensen zijn introvert en laten niet snel wat van zich horen. Daarin verschilt een MOOC niet van een situatie in de klas. Als je als docent vragen stelt aan de klas zijn het ook meestal dezelfde personen die antwoord geven. Sommigen hoor je nooit, tenzij je ze expliciet persoonlijk uitnodigt om een vraag te beantwoorden.
Dat bedoel ik met het individu.
“Ik noem dat ‘interaction overload’.”
Hoezo “Ik”?
De term werd in 1998 uitgebreid onderzocht door Fredrik Ljungberg en Carsten Sørensen : http://mobility.is.lse.ac.uk/download/LjungbergSorensen1998.pdf
De term zelf is ouder.
Echt waar? Nooit geweten. Een aantal jaren geleden heb ik interaction overload en application overload naast information overload genoemd.
Maar ik was dus niet de eerste…..