Digitalisering in het beroepsonderwijs vergt forse investering in professionalisering docenten

Gisterenmiddag organiseerde de Leerstoel Onderwijsarbeidsmarkt van het CAOP, waar de hoogleraren Frank Cörvers en Marc van der Meer aan verbonden zijn, de online expertsessie: ‘Digitalisering in het (beroeps)onderwijs. Hoe wetenschappelijk onderzoek en het onderwijs elkaar kunnen vinden op het gebied van ICT’. Marc had mij gevraagd in te gaan op professionalisering van docenten, ook naar aanleiding van online onderwijs tijdens de coronacrisis. Hieronder vind je mijn bijdrage.

Een van de aanleidingen voor deze sessie was de recente publicatie van het rapport ‘Digitalisering in het beroepsonderwijs. Een verkenning van hoe wetenschappelijk onderzoek en het beroepsonderwijs elkaar (nog moeten) vinden op het gebied van ICT’ (pdf), van Marc van der Meer, Louis Spaninks, Jan Peter van den Toren, Leonie Oosterwaal en Manon van Ginkel.

In de uitnodiging staat:

Het rapport ‘Digitalisering in het beroepsonderwijs. Een verkenning van hoe wetenschappelijk onderzoek en het beroepsonderwijs elkaar (nog moeten) vinden op het gebied van ICT’ van februari 2020, stelt:
‘De digitalisering leidt tot belangrijke verschuivingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Kennis uit het wetenschappelijke universitaire onderzoek over digitalisering circuleert echter niet automatisch in het beroepsonderwijs, dat jongeren voorbereidt op werk of op verdere studie. Dat vraagt om een actieve kenniscirculatie en communicatiestrategie die ingebed moet zijn in de werkwijze van onderwijsprofessionals. Soms komen nieuwe toepassingen van wetenschappelijk onderzoek verticaal of top-down tot stand, dan weer is sprake van bottom up vernieuwingen die ontstaan in de horizontale wisselwerking tussen personen en organisaties die met elkaar samenwerken. In deze verkennende studie bezien we drie centrale uitdagingen die van groot maatschappelijk belang zijn in de relatie tussen onderzoek, beroepsonderwijs en arbeidsmarkt:
1. Er is een tekort aan voldoende opgeleide ICT-specialisten, een kwantitatief en kwalitatief vraagstuk van grote omvang;
2. Er is behoefte aan een verdere professionalisering van docenten in het beroepsonderwijs om digitalisering en nieuwe ICT-toepassingen in leerprocessen vorm te geven;
3. Het is de vraag hoe nieuwe wetenschappelijke inzichten behulpzaam kunnen zijn, dus vertaald en toegepast kunnen worden, om de problemen 1 en 2 van nieuwe oplossingsrichtingen te voorzien.

Dit was mijn bijdrage (het gesproken woord week iets af van onderstaande tekst).

De afgelopen periode hebben we gezien hoe goed het onderwijs is in het aanpassen aan veranderende omstandigheden. Als het noodzakelijk is, als het moet, kan veel. Ik heb dan ook grote bewondering voor docenten, studenten, ondersteuners en leidinggevenden die de afgelopen maanden het vuur uit de sloffen hebben gelopen om online leren mogelijk te maken.
Veel docenten hebben laten zien dat zij zich instrumentele ICT-vaardigheden snel vaardig kunnen maken.
De zogenaamde technologie acceptatie-modellen moeten dan ook nodig worden herschreven, zoals lector Fleur Prinsen (Hogeschool Rotterdam) onlangs suggereerde.

Er is dus vee tijd en energie geïnvesteerd in de realisatie van online leren. Echter, als het onderwijs eerder echt had geïnvesteerd in blended learning dan was de overstap naar volledig online leren soepeler verlopen. Een aantal knelpunten is:

  • We hebben gezien dat online leren voor allen de sociale ongelijkheid vergroot omdat niet iedereen bijvoorbeeld thuis een geschikte omgeving heeft om online te leren.
  • Remote emergency teaching is vermoedelijk dominant. Datgene wat we deden, doen we nu online. Dus: veel synchrone online sessies, waarbij veel informatie werd overgedragen.
  • Er is vermoedelijk vooral aandacht besteed aan de cognitieve ontwikkeling (kwalificatie), en minder aandacht voor sociale ontwikkeling, persoonsvorming, beroepsethiek en beroepscultuur. Je kunt je afvragen of je hier niet online aan kan werken, of dat we dat nog niet kunnen.

Ik gebruik bewust de term ‘vermoedelijk’. Want eigenlijk hebben we geen goed overall beeld van hoe er nu onderwijs is verzorgd. Sporadisch duiken er evaluaties op. Meer gestructureerde evaluaties zijn wenselijk.

En nu staan we aan de vooravond van de overgang van volledig online onderwijs naar blended onderwijs waarbij online nog steeds een belangrijke component is (normaliter is het aandeel ‘online leren’ binnen blended learning vaak geringer dan in september aanstaande het geval zal zijn). We mogen namelijk weer naar school maar in verband met de ‘anderhalve meter’ en het reduceren van de druk op het OV kunnen we maar met een kleine groep lerenden op school aanwezig zijn.

Nu wreekt zich ook de onvoldoende expertise het gebied van ‘digitale didactiek’. Er wordt bijvoorbeeld gekozen voor het ‘om en om’-model. Daarbij geef een docent fysiek les aan de ene helft van de leerlingen, terwijl de andere helft online mee probeert te doen. Een belangrijk nadeel van dit model: je behandelt leerlingen ongelijk. Leerlingen die online participeren ervaren een grotere psychologische en communicatieve afstand dan leerlingen die face-to-face deelnemen. Er zijn meer leerzame modellen van blended learning die je kunt toepassen.

Verder wordt ook niet goed nagedacht over de eigenschappen, sterke en minder sterke kanten van asynchroon en synchroon online leren. Asynchroon online leren is meer flexibel en biedt meer mogelijkheden voor verdieping. Synchroon online leren stelt je in staat onmiddellijk te reageren, te improviseren en feedback te geven, en biedt meer mogelijkheden voor socialisatie. We benutten die eigenschappen echter vaak niet voldoende (vermoed ik).

Daar komt bij dat we, zoals gezegd, nog onvoldoende in staat zijn om online te werken aan socialisatie en persoonsvorming.  Gisterenochtend schreef ik hierover onder andere:

Volgens mij hebben we er tot nu toe vooral onvoldoende over nagedacht over hoe we ‘social presence’ kunnen vormgeven. Mogelijk omdat we er altijd van uit zijn gegaan dat we hier face-to-face aandacht aan konden besteden. Je ziet ook dat bijvoorbeeld in de competentieset voor leren en lesgeven met ict en in gedragsindicatoren voor leraren van het Ixperium er geen expliciete aandacht wordt geschonken aan hoe je met behulp van ict kunt werken aan socialisatie en persoonsvorming.

We zullen dus binnen opleidingen voor aankomende docenten en bij professionalisering van zittende docenten (zoals de basiskwalificatie onderwijs) ook aandacht moeten besteden aan het bevorderen van ‘social presence’ bij online leren, en aan het bevorderen van digitale studievaardigheden (hoe leer je effectief met ict). Daarnaast blijft aandacht voor de digitalisering en didactiek essentieel.

We weten dat professionalisering en ondersteuning cruciale factoren zijn voor een pedagogisch-didactisch gebruik van leertechnologie. Er is zo veel bekend wat docenten zouden moeten kennen en kunnen. Er is zoveel bekend over wat goede vormen van professionalisering zijn. We weten dat leren geen eenmalige gebeurtenis is (tijdens een studiedag), maar een langdurig proces. We moeten dan ook investeren in ondersteuning en professionalisering waarbij professionalisering en onderwijsontwikkeling hand in hand gaan.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *