Didactiek 2.0

Web 2.0, learning 2.0, library 2.0, e-learning 2.0, en nu weer pedagogy 2.0. Je wordt langszamerhand moe van dat '2.0' (behalve als Nederland-Italië op 9 juni 2-0 wordt). Maar waar het uiteraard om gaat is het omschrijven en duiden van veranderingen op vakgebieden, onder invloed van social software.

In Future Learning Landscapes: Transforming Pedagogy through Social Software doen Catherine McLoughlin en Mark J. W. Lee dit voor didactiek (pedagogy). Zij stellen in de inleiding van hun artikel dat social software mogelijkheden biedt

to move away from the last century's highly centralized, industrial model of learning and toward individual learner empowerment through designs that focus on collaborative, networked interaction.

Pedagogy 2.0 definiëren zij als volgt:

Pedagogy 2.0 integrates Web 2.0 tools that support knowledge sharing, peer-to-peer networking, and access to a global audience with socioconstructivist learning approaches to facilitate greater learner autonomy, agency, and personalization.

McLoughlin en Lee beschrijven hoe social software het mogelijk maken om online te produceren, en zij refereren aan een onderzoek waaruit blijkt dat 50% van de Amerikaanse jeugd dat ook daadwerkelijk doet. Door social software in het onderwijs toe te passen, ben je volgens de auteurs als docent beter in staat om the dimension of real-world interactivity and community engagement binnen leersituaties te integreren. Het leren wordt daardoor authentiek en sluit beter aan bij de belevingswereld van jongeren. Daarbij zul je als docent trouwens nog steeds structuur en passende begeleiding moeten bieden. Inhoudelijk en procesmatig voeg ik daar dan aan toe.

Het connectivisme zou volgens de auteurs hiervoor een veelbelovend model zijn. Via netwerken van persoonlijke kennis ontstaan daarbij onderlinge verbanden (interdependece) tussen ideeën, individuen, gemeenschappen en informatienetwerken, zo schrijven zij. De bijbehorende didactiek wordt dan bepaald door:

  • leerinhouden, die door lerenden voor zelf zijn gecreëerd
  • curricula, waarmee de auteurs dynamische syllabi bedoelen waar lerenden ook invloed op kunnen uit oefenen (wat heel iets anders is als een curriculum bij ons)
  • communicatie
  • processen (situationeel, reflectief, integrated thinking processes)
  • bronnen (o.a. 'rijke' media)
  • begeleiding (ook van peers en gemeenschappen)
  • leertaken (authentiek, gepersonaliseerd)

Een niet zo heel sterke onderverdeling, als je het mij vraagt. Hoe zit het namelijk bijvoorbeeld met leerdoelen en beoordelen?

Vervolgens beschrijven McLoughlin en Lee een aantal belemmeringen waar je mee te maken krijgt als je didactiek 2.0 wilt gaan toepassen. Zij stellen bijvoorbeeld terecht dat leerinhouden, door lerenden gecreëerd, niet altijd betrouwbaar en valide is. Het gezamenlijk reviewen, bewerken van deze content (het het bewaken van de kwaliteit ervan) brengt nogal wat met zich mee. Een andere belemmering kan de 'digitale kloof' tussen lerenden en docenten zijn. De auteurs refereren bijvoorbeeld aan het fenomeen dat jongeren er niet altijd op zitten te wachten dat docenten zich mengen in hun online sociale netwerken (wat volgens mij vooral wordt beïnvloed door een vertrouwensband tussen docenten en lerenden). Ook stellen zij dat lerenden docenten niet altijd geloofwaardig vinden als zich online anders presenteren dan face-to-face (je moet als docent inderdaad 'authentiek' blijven).

Verder heb je natuurlijk ook te maken met zaken als copyright en intellectueel eigendom.

Future Learning Landscapes: Transforming Pedagogy through Social Software is een zinvolle bijdrage over de relatie tussen didactiek en social software. Ik vind het wel opvallend dat de auteurs niet ingaan op de vraag of connectivisme een andere benadering van leren is dan het sociaal-constructivisme. Aan George Siemens zelf refereren zij bijvoorbeeld niet. Over de beschrijving van de verschillende aspecten van didactiek ben ik niet zo te spreken. Waarom hebben zij geen bestaande explicitering van het curriculum gebruikt?

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

  1. Beste Wilfred,
    Kijk eens naar de aan te bevelen tekst (http://www.cdenv-vlaamsparlement.be/docs/dossiers/onderwijs/20020309/05tienkamper.htm) van Prof. Dr. Joost Lowyck (voorzitter Academisch Vormingscentrum voor Leraren KU Leuven). Zijn betoog over leraargedrag, lerarencognities en de nieuwe rol van leraren, geeft m.i. een goed en vooral coherent beeld. Daar heb je verder geen Engelstalige verhandeling over Didactiek of Pedagogie 2.0 voor nodig.
    Onderstaande citaten zeggen iets over de rol die Lowyck toekent aan technologie.
    “Bovendien kunnen met behulp van communicatietechnologie (e-mail, Internet) open omgevingen gecreëerd worden en communicatieprocessen op gang worden gebracht. De lerende interageert niet alleen via de computer met allerhande opgeslagen informatie (mens-machine interactie), maar eveneens met personen in netwerken (mens-mens interactie). Juist dit soort omgeving kan ondersteunend zijn voor het bereiken van leerdoelen in termen van open, constructief, en samenwerkend leren (Dillemans, e.a., 1998). (…)
    Daar komt nog bij dat de leraar zich ook als manager van informatie, tijd en groep dient te profileren, wat duidelijk naar voren komt in de aanpassing van de rol aan nieuwe eisen die vanuit het procesgericht onderwijs, de open informatie-omgevingen en de nieuwe technologieën aan de leraar worden gesteld.”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *