Dick en Carey Systems Approach Model

In 1978 publiceerden Walter Dick en Lou Carey hun boek The Systematic Design of Instruction. Daarin beschrijven zij een aanpak om in negen stappen te komen tot een ontwerp van een instructie (bijvoorbeeld een les). Dit model wordt nog steeds gebruikt, ook als het gaat om online en blended learning. Daar ga ik op het einde van deze blogpost op in.

Toen Dick en Carey hun model presenteerden, was het bijzondere dat zij het ontwerpen van een instructie beschouwen als een systematische aanpak. Zij benaderen verschillende onderdelen van instructie als een samenhangend geheel, en niet als geïsoleerde stappen. Dit model integreert negen stappen, waarbij sommige stappen indirect anderen beïnvloeden, terwijl ze ook directe invloed kunnen hebben. Stap tien in onderstaande afbeelding heeft geen betrekking op het ontwerpen van de instructie.

Dick and Carey
Bron: Kenbethea, Wikipedia, https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Dick_Carey.png

Kurt (2015) heeft deze stappen samengevat. Onderstaande tekst is hierop gebaseerd.

Stap 1. Instructiedoelen bepalen

De eerste stap is het vaststellen van de instructiedoelen. Dit houdt in dat je in staat moet zijn om te identificeren wat de lerenden dienen te leren. Bijvoorbeeld: als je een cursus Nederlandse geschiedenis geeft, zul je geen aandacht besteden aan de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, maar wel aan de moord op de gebroeders De Witt. De keuze van het leermateriaal hangt ook af van het overkoepelende thema van je leertraject. Waarschijnlijk noem je deze stap vandaag de dag leeruitkomsten bepalen. De HU heeft de verschillen tussen leeruitkomsten en leerdoelen helder beschreven.

Stap 2. Instructieanalyse uitvoeren

De tweede stap is de instructieanalyse. Hierbij bepaal je welke vaardigheden de lerenden nodig hebben om te leren wat je van plan bent te onderwijzen. In het geval van de moord op de gebroeders De Witt kan het bijvoorbeeld nodig zijn dat lerenden eerst interesse in de Nederlandse geschiedenis ontwikkelen voordat ze zich verdiepen in deze gebeurtenis. Als lerenden bijvoorbeeld veel interesse hebben, kunnen zij vaak ook deze gebeurtenis zelfstandig bestuderen. De vraag is ook of ze achtergrondkennis nodig hebben of dat je een inleiding geeft over deze historische gebeurtenis.

Stap 3. Beginsituatie en kenmerken van de lerende

Vervolgens beoordeel je welke vaardigheden de lerenden al bezitten die nodig zijn voor de instructie. Stel dat je bij het onderwerp van de gebroeders De Witt verwacht lerenden de datum van de moord – 20 augustus 1672 – moeten onthouden, en iemand heeft moeite met het onthouden van data, dan zul je hier extra aandacht aan moeten besteden. Zijn lerenden in staat om aandachtig en geconcentreerd te blijven, of hebben ze moeite met discussiëren? Heb je te maken met jonge lerenden of met volwassenen met veel levenservaring die het geleerde direct kunnen en willen toepassen in hun beroepspraktijk (en dan doel ik dus niet op de moord op de gebroeders De Witt)?

Stap 4. Prestatiedoelstellingen

De volgende stap is het vaststellen van specifieke leerdoelen. Dit is vergelijkbaar met de SWBAT-aanpak – Student Will Be Able To – die veel gebruikt wordt. Bij de Open Universiteit formuleerden we doelen altijd in de vorm van de zin: “Na afloop is de student in staat om…”. Deze doelstellingen moeten gedetailleerd zijn, zoals “de lerende zal in staat zijn om de omstandigheden rondom de moord op de gebroeders De Witt te identificeren”. Deze details helpen om de essentie van de instructie over te brengen, zoals de politieke context van de moord (zoals de strijd tussen de Orangisten en de Staatsgezinden).

Stap 5. Beoordelingsinstrumenten ontwikkelen (op basis van criteria-gebaseerde toetsitems)

De vijfde stap is het ontwikkelen van een toets die aansluit bij de leerdoelen. Dit helpt om te bepalen in hoeverre de lerenden de stof beheersen. Bijvoorbeeld, in een les over de gebroeders De Witt, kun je vragen stellen over hun rol in de Nederlandse politiek, de omstandigheden van hun moord, en de politieke consequenties ervan.

Stap 6. Instructiestrategie ontwikkelen

Als zesde stap begin je met het schetsen van je instructieplan. Dit omvat het bepalen van de manier waarop je de leerinhoud wilt overbrengen, het toevoegen van activiteiten ter verwerking en het beslissen over de uitvoering van elk onderdeel. Bij het onderwerp van de gebroeders De Witt zou je bijvoorbeeld groepsdiscussies kunnen inzetten om de gebeurtenis te analyseren. Om deze stap uit te kunnen voeren zul je kennis moeten hebben van didactische richtlijnen en werkvormen die je kunt gebruiken om die didactische richtlijnen toe te kunnen passen.

Stap 7. Ontwikkelen en selecteren van leermaterialen

De zevende stap is het voorbereiden van je leermaterialen. Dit kan bij de moord op de gebroeders De Witt variëren van historische documenten tot visuele hulpmiddelen zoals kaarten of reconstructies van de moord. Is bijvoorbeeld een korte documentaire beschikbaar? Het testen of lerenden de instructie hebben begrepen, valt hier ook onder.

Stap 8. Ontwerpen en uitvoeren van een formatieve evaluatie

Vervolgens evalueer je hoe de instructie is verlopen. Dit kan inzicht geven in de effectiviteit van je instructiemethoden en de betrokkenheid van de lerenden. Je kunt hieraan aanpassingen maken, zoals het in kleinere groepen werken of het aanbieden van aanvullende bronnen. Opvallend: testen of lerenden de instructie hebben begrepen, hoort volgens dit model niet bij formatief evalueren (maar bij stap 7).

Stap 9. Ontwerpen en uitvoeren van een summatieve evaluatie

Als negende stap herzie je de instructie. Dit is het moment om te reflecteren op wat goed ging en wat verbeterd kan worden. Als bepaalde aspecten van de instructie over de gebroeders De Witt niet effectief waren, kun je deze aanpassen of vervangen.

Tenslotte evalueer je je gehele ervaring met het model.  Was het effectief? Heb je een beter instructieplan gecreëerd dan voorheen? Of waren er aspecten die niet werkten zoals gehoopt? Deze reflectie helpt je om in de toekomst nog effectievere instructies te ontwerpen. In bovenstaande tekening staat dit vermeld als ‘Revise instruction’. Deze activiteit heeft echter niets te maken met het ontwerpproces, en is daarom formeel niet stap 10.

Relatie online en blended learning

Het Dick en Carey Systems Approach Model is zo’n 45 jaar oud. Zoals aangegeven zouden we inmiddels binnen dit model ook spreken van leeruitkomsten en zouden we ‘checken of lerenden een instructie hebben begrepen’, scharen onder formatief handelen. Verder valt mij op dat het toepassen van de ontworpen instructie geen aparte stap in dit model is.

Dit model is ontworpen, lang voordat de termen online en blended learning bestonden. Toch kun je dit model m.i. ook voor online en blended learning toepassen. Bij het bepalen van de instructiestrategie zul je dan ook moeten kijken naar asynchroon online, synchroon online of face to face leren. Verder kijk je naar de manier waarop digitale technologie jou in staat stelt om beoogde strategieën effectiever of meer efficiënt toe te passen (denk bijvoorbeeld aan zelftoetsen of aan het geven van feedback), en naar de mogelijkheden die digitale technologie je biedt om wellicht andere instructiestrategieën toe te passen die zonder digitale technologie niet te realiseren zijn (bijvoorbeeld virtual reality). Volgens mij is het gerechtvaardigd om dit een aparte stap te laten zijn, die nauw samenhangt met stap 6. Verder biedt digitale technologie ook mogelijkheden voor het ontwikkelen van beoordelingsinstrumenten. Uiteraard biedt digitale technologie bij stap 7 (ontwikkelen van leermaterialen) ook veel mogelijkheden.

Bronnen

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *