Dertig jaar Online Educa: een terugblik op editie 2008

Dit jaar vindt voor de dertigste keer de Online Educa in Berlijn plaats. Ik kom er sinds 2003 en mag dit jaar samen met onder meer Gilly Salmon een afsluitende sessie -met de titel The Trend is Your Friend– verzorgen waarin we terugblikken op dertig jaar ‘leertechnologie’, om vervolgens vooruit te blikken. In de aanloop hiervan wil ik wekelijks terugblikken op edities van de Online Educa. Dit keer op het jaar 2008.

Michael WeschDe Online Educa Berlijn (OEB) van 2008 telde meer dan 2000 deelnemers uit 90 landen. Iets minder dan het jaar ervoor. Ik suggereerde toen dat de kredietcrisis hier wellicht debet aan was. De editie telde 94 parallelsessies, met 431 presentatoren uit 44 landen. Mijn vrienden van het Consortium voor Innovatie waren ook aanwezig en organiseerden toen onder meer een ontbijtsessie voor deelnemers uit het MBO om ervaringen van de eerste dag uit te wisselen. Ook opvallend: ik heb in 2008 geblogd met een netbook, de Asus EEE (wie herinnert zich die nog?).

Michael Wesch (foto) was in 2008 keynote spreker. Hij was in die dagen een heuse ‘popster’ die furore maakte met zijn YouTube-films -zoals Web 2.0: The Machine is using us- en keynotes waarin hij illustreerde hoe zeer technologie is doorgedrongen in het leven van jongeren. Hij stelde dat media instrumenten zijn die relaties tussen mensen helpen vormgeven. Wesch betoogde onder meer dat betekenisvol leren sterk verbonden is met de nieuwe manieren waarop jongeren media consumeren en creëren. In zijn visie moeten docenten niet alleen technologie omarmen, maar ook kritischer kijken naar hoe dit wordt ingezet om lerenden echt te betrekken. Onderwijs is voor jongeren vaak betekenisloos, een
wedstrijd waarbij het er om gaat dat je punten haalt (”crisis of significance”). Hij gebruikte voorbeelden van zijn eigen werk met studenten om te laten zien hoe participatie en betrokkenheid de sleutel zijn tot verdiepend leren.

Clive Shepherd richtte zich tijdens deze editie van de OEB op de ontwikkeling van leren binnen arbeidsorganisaties. Hij stelde dat manieren van leren tijdloos waren, zoals vragen stellen en reflecteren, maar dat de keuzes hierin veranderden door nieuwe technologieën. De leervoorkeuren van “Generation Y” verschilden volgens hem niet veel van de principes van andragoog Malcolm Knowles, waarbij de lerende centraal stond. Shepherd was positief over de rol van social software bij het ondersteunen van deze manier van leren. Hij benoemde drie ‘pressures‘ die het leren beïnvloedden: tijdsdruk, milieudruk en financiële druk. Organisaties moeten dan sneller trainingsprogramma’s ontwikkelen, terwijl de focus verschuift naar efficiëntere en milieuvriendelijkere leervormen, zoals online leren. De financiële crisis verscherpte volgens Shepherd de noodzaak om leermethoden te kiezen die zowel effectiviteit als efficiëntie maximaliseerden. Hij pleitte ook voor een piramide van leerinterventies, waarin user-generated content centraal stond. Hoewel hij kritisch was over traditionele cursussen, erkende hij dat ze nog steeds waardevol waren voor beginners in een vakgebied.

Ton Zijlstra beschreef onder meer hoe zijn omgang met informatie  was veranderd door het gebruik van nieuwe media. Hij volgde in die tijd ongeveer 300 mensen via blogs, microblogs en andere online platforms en gebruikte toen -wellicht nu ook nog steeds- RSS om deze informatie te ordenen. Door patronen te herkennen en te reageren op anderen, leerde hij voortdurend. Ook waren zijn vergaderingen veranderd: in plaats van informatie uit te wisselen, zijn ze nu gericht op co-creatie. Zijlstra benadrukte verder dat “information overload” geen probleem hoefde te zijn; meer informatie helpt juist om patronen te herkennen. Mensen zouden minder bang moeten zijn om belangrijke informatie te missen, omdat deze altijd opnieuw opduikt. Hij pleitte voor “mentale mobiliteit” in de 21ste eeuw, waarbij kennisdelen, experimenteren en omgaan met onzekerheden cruciaal zijn. Daarnaast vond hij dat leren leuk moest zijn, en gaf als voorbeeld een docent die veel leerde door social software te gebruiken terwijl hij plezier had.

Een opvallende discussie, in 2008, ging over de net-generatie, of de generatie Y zoals deze tot congresthema van dit jaar was verheven. Daarbij waren twee stromingen zichtbaar. De eerste stroming houdt consequent vast aan de kloof tussen digitale immigranten en digitale ‘geborenen’. De tweede groep legt de nadruk op de sociale impact van technologie. Deze groep nam waar dat er mensen zijn die intensief omgaan met sociale media (en user-generated content ontwikkelt). En dat er ook zijn mensen die hier niet in mee gaan. Maar beide groepen zijn niet van een bepaalde leeftijd. Ik behoorde en behoor tot deze tweede stroming. Op het gebied van generatieve AI zou je weleens hetzelfde fenomeen tegen kunnen komen.

Een rode draad die door veel bijdragen in 2008 liep, was de kloof tussen de theorieën en visies die werden gepresenteerd en de praktijk binnen organisaties. Ik constateerde hoe sommige bedrijven, zoals oliemultinational Total, weliswaar gebruik maken van e-learning, maar dit nog steeds op een traditionele, gesloten en hiërarchische manier organiseren. De focus lag vaak vaak sterk op kennisoverdracht in plaats van op interactie of zelfgestuurd leren, waarbij de organisatie bepaalt wat er wordt geleerd (”e-learning is no self-service”). Dit in contrast met ideeën van bijvoorbeeld Richard Straub (o.a. secretaris-generaal van de European Learning Industry Group) over openheid en een permanente mix van formeel en informeel leren.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *