Dertig jaar Online Educa: een terugblik op editie 2007

Dit jaar vindt voor de dertigste keer de Online Educa in Berlijn plaats. Ik kom er sinds 2003 en mag dit jaar samen met onder meer Gilly Salmon een afsluitende sessie -met de titel The Trend is Your Friend– verzorgen waarin we terugblikken op dertig jaar ‘leertechnologie’, om vervolgens vooruit te blikken. In de aanloop hiervan wil ik wekelijks terugblikken op edities van de Online Educa. Dit keer op het jaar 2007.

Andrew Keen at OEB 2007
Foto: Steven Verjans, Flickr

Ik heb ChatGPT 4o gebruikt voor het maken van een samenvatting. Ik heb mijn blogposts per editie samengevoegd en het betreffende PDF-bestand geupload naar deze versie van ChatGPT. Voor meer informatie zoals de gebruikte prompt zie mijn eerste terugblik.

Een van de meest opvallende keynote speakers van 2007 was Sugata Mitra, bekend van zijn “Hole in the Wall”-experimenten. Mitra betoogde dat kinderen zichzelf complexe vaardigheden kunnen aanleren, zoals Engels spreken of het begrijpen van DNA, mits ze toegang hebben tot een computer en internet. Zijn onderzoek toonde aan dat kinderen snel leren browsen en elkaar ondersteunen in het leerproces. Mitra benadrukte de kracht van zelfgestuurd leren, zolang de juiste motivatie en nieuwsgierigheid worden aangewakkerd. Mitra’s belangrijkste boodschap was dat het “trigger the right emotion” essentieel is voor het leerproces. Hij stelde ook dat deze computers beter op publieke plaatsen kunnen worden geplaatst dan op scholen, omdat scholen vaak geassocieerd worden met verplicht leren en een gebrek aan intrinsieke motivatie.

Nota bene: Mitra’s bijdrage kon rekenen op een minutenlange ovatie. Ik heb niet lang daarna Sugata Mitra in Nederland kort mogen interviewen. Hij benadrukte toen dat een goede docent niet door een computer vervangen kan worden. Tegelijkertijd gaf hij aan dat in bepaalde regio’s er onvoldoende docenten zijn. Het verstrekken van computers met internet is dan beter dan niets. Weer later heeft hij onderzoek gedaan naar de combinatie van computers en internet, en coaches. Sugata Mitra heeft in latere jaren overigens niet alleen veel bijval gekregen, maar ook veel kritiek. Zijn onderzoek zou onder andere minder positieve resultaten hebben gehad dan hij in zijn keynotes deed voorkomen.

Donald Clark is trouw bezoeker van en deelnemer aan de OEB. In 2007 mocht hij een keynote verzorgen waarin hij onder meer kritisch was op verschillende klassieke onderwijstheorieën. Hij stelde dat theorieën zoals die van Skinner, Bloom, Gagné en Vygotsky niet meer relevant zijn of wetenschappelijk niet onderbouwd zijn. Clark vond dat traditionele benaderingen geen rekening houden met hoe jongeren tegenwoordig leren, en bekritiseerde het huidige onderwijssysteem dat studenten vaak dwingt passief te zijn. Hij pleitte voor het gebruik van technologieën zoals Google, sociale software en games om leren relevanter te maken voor jongeren.

Tijdens deze editie was er nadrukkelijk ook ruimte voor kritiek op het gebruik van technologie voor leren. Andrew Keen sprak met veel kritiek over Web 2.0, en vooral over het idee dat iedereen gemakkelijk content kan publiceren. Hij noemde dit de “democratisering van idiotie,” waarbij populaire bronnen (zoals op Google) vaak de bovenhand hebben boven de beste bronnen. Hij was van mening dat autoriteit en expertise opnieuw gewaardeerd moeten worden, en pleitte voor meer mediawijsheid in het onderwijs om onderscheid te leren maken tussen waardevolle en minder waardevolle informatie. Keen’s stijl was provocatief en hij beschreef bloggers als “apen die elkaar napraten”.

Graham Attwell zette zich sterk af tegen het traditionele onderwijssysteem, dat volgens hem gebaseerd is op een verouderd 19e-eeuws model. Hij benadrukte dat leren gedreven moet worden door interesse en passie, en dat informeel leren beter erkend moet worden. Attwell pleitte voor persoonlijke leeromgevingen als een manier om transformatie in het onderwijs mogelijk te maken. Hij positioneerde zichzelf als een tegenstander van Andrew Keen door te benadrukken dat het huidige systeem jongeren niet meer aanspreekt en niet aansluit bij hun behoeften.

Een ander belangrijk thema dat naar voren kwam tijdens de conferentie was mobiel leren, ofwel m-learning. Tijdens een preconference sessie over het gebruik van mobiele technologie voor leren, die werd georganiseerd door Giunti Labs, Ericsson, en Cisco, kwam de behoefte aan meer flexibiliteit in leerprogramma’s naar voren. Het doel hiervan is om tegemoet te komen aan de snel veranderende leerbehoeften van professionals. Mobile learning biedt mogelijkheden voor snelle kennisoverdracht en gepersonaliseerd leren, bijvoorbeeld door middel van podcasts of het gebruik van mobiele apparaten voor just-in-time ondersteuning. Het concept van mobile learning, zoals gepresenteerd door verschillende sprekers, richt zich sterk op het leveren van gepersonaliseerde informatie aan individuen op een snelle manier. Christoph Kögler gaf bijvoorbeeld aan dat mobile learning vooral nuttig is in situaties waar de lerende beperkte middelen heeft, zoals een beperkte netwerkverbinding of weinig tijd. Het viel me destijds op dat de sprekers veel nadruk legden op het verstrekken van informatie. Ik stelde toen dat er ook meer aandacht zou moeten zijn voor het construeren van kennis in plaats van enkel informatieoverdracht. Tijdens de sessie over mobiel leren kwam ook naar voren dat de huidige curricula te rigide en nationaal georiënteerd zijn. Dit sluit niet aan bij de snelle veranderingen die plaatsvinden in de moderne werkcontext. De sprekers pleitten voor flexibele, op maat gemaakte microcurricula die snel aangepast en hergebruikt kunnen worden. Dit sluit aan bij de trend van “rapid upskilling” en het ondersteunen van continu leren op de werkplek.

Verder werd tijdens de OEB veel aandacht besteed aan het gebruik van social software (web 2.0) en virtuele werelden voor leren. Al merkte ik toen ook op dat er veel aandacht was voor traditionele vormen van e-learning (vaak gekoppeld aan strategische doelen van organisaties).

In mijn bijdragen pleitte ik destijds ook voor een balans tussen gestuurd en zelfgestuurd leren. Ik benadrukte het belang om leerlingen de ruimte te geven om zelfstandig te leren, maar dat begeleiding door docenten ook niet mag ontbreken. Diverse sprekers gingen er m.i. soms te snel vanuit dat leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn, en dat ook gedurende het hele leerproces zullen blijven. In de praktijk blijkt dat leerlingen vaak toch behoefte hebben aan een docent die hen ondersteunt als ze vastlopen of extra motivatie nodig hebben.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *