De CITO-toets verplichten?

Femke Halsema pleitte gistermiddag in Groningen ook voor een verplichte afname van de Eindtoets Basisonderwijs, beter bekend als de CITO-toets. De achtergrond van dit pleidooi is het Amsterdamse onderzoek waaruit blijkt dat allochtone kinderen met dezelfde CITOscore als hun autochtone klasgenoten systematisch een lager schooladvies krijgen. De afgelopen week stelde Tofik Dibi van GroenLinks daarom voor dat basisscholen de adviezen voor de vervolgopleiding openbaar maken. Op die manier wordt bekend of de schooladviezen redelijk bij de CITOscores aansluiten. Ook wil Dibi dat de onderwijsinspectie onderzoekt of er in de rest van het land sprake is van een onterecht onderscheid tussen schooladviezen voor allochtone en autochtone leerlingen.

Halsema gaat nu een stap verder. Ik heb daar grote aarzelingen bij.

In de eerste plaats om inhoudelijke redenen. De CITO-toets is bedoeld ter ondersteuning van de keuze voor een type voortgezet onderwijs. Er zijn echter scholen die vanuit onderwijskundig oogpunt weigeren om de CITO-toets af te nemen. De toets is namelijk een momentopname. Deelname leidt vaak tot grote druk op leerlingen. Het voortgezet onderwijs gebruikt de CITO-eindtoets al al te vaak als een toelatingsexamen, terwijl de toets alleen als ondersteuning van het schooladvies dient. Daarnaast meet de toets alleen cognitie terwijl een succesvolle schoolloopbaan ook door andere factoren wordt beïnvloed. Bovendien is de toets niet geschikt voor alle leerlingen (kinderen met een laag IQ, leer- en gedragsstoornissen). Veel scholen vinden ook dat de grote nadruk op ‘one size fits all’-toetsen onvoldoende recht doen aan de individuele ontwikkeling van kinderen.

Door deelname te verplichten wordt er een nóg grotere waarde aan gehecht, dan nu al het geval is (en in wezen de bedoeling is van de CITO-toets). Je ziet al dat ouders en scholen veel aandacht besteden aan het oefenen van CITO-toetsen. Je kunt je afvragen of de uiteindelijke CITO-toets dan niet meer het gevolg is van veel ‘drill and practice’, en geen goed beeld geeft van de kennis die een leerling in de loop van de jaren heeft ontwikkeld.

Veel scholen gaan daarom op zoek naar alternatieven. Bijvoorbeeld in de vorm van andere toetsen. Wat mij betreft biedt ook het elektronisch portfolio hiervoor mogelijkheden. Aan de hand van een elektronisch portfolio kun je een autenthiek beeld krijgen van de ontwikkeling van de leerling, gedurende diens hele ‘schoolloopbaan’. Bovendien kan een elektronisch portfolio informatie bevatten die het cognitieve niveau overstijgen.

Daarnaast is het fenomeen van het lagere schooladvies mijns inziens vooral onderwijssociologisch van aard. Gebeurde hetzelfde jaren geleden niet met meisjes in het algemeen en met kinderen uit de arbeidersklasse? Het gaat er dus om ook aandacht te besteden aan de deskundigheid van de leerkrachten in dezen. Maak leerkrachten bewust van dit verschijnsel en de onderliggende factoren. Bovendien kun je mijns inziens beter ook investeren in meer beoordelaars. De objectiviteit van het oordeel neemt toe als meer deskundige personen betrokken zijn bij de beoordeling.

Behalve inhoudelijke redenen aarzel ik op de tweede plaats vanwege een ‘staatsrechtelijke reden’: moet de overheid zich bemoeien met de onderwijskundige middelen die scholen inzetten (in dit geval voor het geven van schooladviezen). Gaat dit niet ten koste van de vrijheid van onderwijs? Ik vraag me dat serieus af. Volgens mij zou je als ministerie van OC&W wel onderzoek kunnen laten uitvoeren naar het onderscheid tussen schooladviezen voor allochtone en autochtone leerlingen (waar Tofik terecht voor pleit). Of onderzoek naar betrouwbare en valide instrumenten voor schooladvies. En ik kan me ook voorstellen dat je als overheid additionele middelen oormerkt voor extra begeleiding en beoordeling.

Volgens mij is dat vruchtbaarder dan deelname aan de CITO-toets verplichten.

Bronnen

http://nl.wikipedia.org/wiki/Citotoets
http://www.trouw.nl/archief/article4851.ece/Op+zoek+naar+alternatief+voor+Cito-toets
http://oudersbao.kennisnet.nl/artikelen/eindtoets
‘Een streep door de eindtoets’’, geschreven door Ad Boes en Kees Both (2001)

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

7 reacties

  1. Ben ik met je eens. Een momentopname als beslisgrond voor schoolkeuze is ongeschikt. Kijken naar hoe zo’n kind zich gedurende jaren heeft ontwikkeld lijkt me een veel betrouwbaardere grondslag, en dan wellicht aangevuld met een portfolio (incl. alle resultaten, dus niet alleen in groep 8). Overigens zie ik overstappen op een andere dan de CITO toets niet als een goed alternatief want het blijven momentopnames.

  2. Wat was dat een opluchting zeg dat het het eindelijk eens naar buiten komt dat allochtone kinderen een lager schooladvies krijgen dan de autochtonen.
    En het gebeurt niet alleen in Amsterdam, maar in heel Nederland. En het gebeurt al jaren!!!

  3. Of een portfolio elektronisch is doet m.i. niet zo terzake. Een portfolio houden scholen nu al bij en een elektronische versie is alleen gemakkelijker. Tenzij je landelijke standaardisatie wilt afdwingen. En dan kom je in dezelfde problemen als bij de Cito-toets. De Vrije School geeft bijvoorbeeld heel andere vakken dan de gemiddelde christeljke basisschool. Het probleem verandert dan niet.

  4. @Elbert. Een elektronisch portfolio heeft meer voordelen ten opzichte van een papieren pf. Denk aan ‘rijker’ materiaal dat je er in kunt opnemen etc. Wat betreft standaardisatie: ik vind niet dat iedereen hetzelfde portfolio moet hebben. Wel dat de inhoud van portfolio’s tussen systemen uitwisselbaar is.

  5. is de drempeltoets een meetinstrument/toets die ook door de onderwijsinspectie,net zoals de cito eindtoets, wordt erkend?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *