Onderzoeksbedrijf Wonkhe en Pearson hebben onderzoek onder een grote groep Britse lerenden en docenten uitgevoerd om meer grip te krijgen op verbondenheid binnen het hoger onderwijs. In het onderzoeksrapport beschrijven de onderzoekers manieren die onderwijsinstellingen kunnen toepassen om een gevoel van verbondenheid te bevorderen.
De onderzoekers stellen dat factoren die verbondenheid bevorderen afhankelijk zijn van de persoon en de persoonlijkheid van lerenden. Toch onderscheiden zij vier pijlers die de rode draad vormen van de onderzoeksuitkomsten: connectie, inclusie, ondersteuning en autonomie.
Connectie
Het leren kennen van medelerenden is van grote invloed op verbondenheid. Daardoor zijn lerenden in staat een ondersteunend netwerk op te bouwen en vertrouwen te ontwikkelen. Docenten en lerenden vinden dit van essentieel belang. Bij online leren zul je daar ook expliciet aandacht aan moeten schenken. Lerenden geven echter aan dat zij geen sterk gevoel van verbondenheid ervaren, noch op cursus-, noch op instellingsniveau. De aanbevelingen in het verslag hebben betrekking op een breed scala aan activiteiten en initiatieven die connecties kunnen bevorderen, zoals de aanwezigheid van online sociale ruimten, communicatie tussen personeel en studenten, persoonlijke begeleiders, groepswerk en gemeenschappelijke ruimten.
Inclusie
De inhoud van de cursus moet inclusief zijn. Lerenden, ook uit minderheidsgroepen, moeten zichzelf kunnen herkennen in de inhoud. Lerenden twijfelen anders aan de geloofwaardigheid van de cursus en aan de deskundigheid van docenten. Andere aspecten van inclusiviteit hebben te maken met toegankelijkheid, neurodiversiteit, toegang tot bronnen en de samenstelling van het personeelsbestand.
Ondersteuning
Verbondenheid staat of valt volgens de onderzoekers met helder afgebakende, eenduidige en inclusieve ondersteuningssystemen en netwerken. Ondersteuning moet geïntegreerd zijn binnen de hele cursus en instelling, en niet alleen gericht zijn op het bestrijden van ‘tekorten’. Verder blijken lerenden die specifieke ondersteuning nodig hebben, vaak bureaucratische administratieve drempels te moeten slechten. Dat kan heel frustrerend werken. Lerenden hebben ook heel verschillende behoeften aan ondersteuning. Docenten kunnen hierdoor onzeker worden of geen vertrouwen hebben in wat passende ondersteuning is. Deskundigheidsbevordering en ondersteuning van docenten is daarom belangrijk.
Autonomie
De vierde pijler van verbondenheid heeft te maken met de mogelijkheid om geïnformeerde beslissingen te nemen over het eigen leren en bij te dragen aan een bredere onderwijservaring. De onderzoekers pleiten daarom voor co-creatie als standaardpraktijk binnen het onderwijs. Daarnaast biedt positieve, productieve, feedback op beoordelingen houvast aan lerenden als zij zich zorgen maken over aankomende beoordelingen. Lerenden moeten ervaren dat zij vooruitgang boeken. Als je niet weet wat je fout doet, kan dat leiden tot teleurstellingen.
Volgens de onderzoekers is sprake van symbiose tussen deze pijlers. Ze versterken elkaar.
Zij onderscheiden ook belemmerende factoren ten aanzien van verbondenheid:
- Gebrek aan integratie tussen de cursus en het curriculum en de bredere onderwijservaring.
- Een slechte geestelijke gezondheid vormt een grote belemmering om erbij te horen en te integreren.
- Structurele en culturele kwesties staan goede praktijken in de weg. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met een grote werkdruk, onduidelijke verantwoordelijkheden, onvoldoende faciliteiten en het ontbreken van een duidelijke visie op verbondenheid.
Mijn opmerkingen
Deze bevindingen zijn m.i. in lijn met eerdere publicaties over het bevorderen van verbondenheid. De onderzoekers hebben vooral gekeken naar de perceptie van respondenten. Bij verbondenheid is dat volgens mij echter een belangrijk perspectief.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie