De vage grenzen tussen online cursussen en massive open online courses

Volgens David Wiley zijn de verschillen tussen ‘traditionele’ online cursussen en MOOCs niet heel erg groot. Ik ben het maar deels met hem eens.

Wiley somt een groot aantal overeenkomsten op zoals het volledig online karakter, het gebruik van te bestuderen content of beperkte mogelijkheden voor menselijke interactie.

Volgens hem zitten de verschillen in het type platform, en in het feit dat MOOCs op een andere manier worden ‘gebrand’ (als merk gepositioneerd). Wiley meent dat bij MOOCs altijd het platform erbij wordt vermeld (edX, Coursera), terwijl dat bij traditionele online cursussen niet het geval is (Blackboard, Moodle, enzovoorts).

Hij meent ook dat MOOCs kunnen leiden tot een verminderde kwaliteit van het onderwijs en commercialisering van het hoger onderwijs onder het mom van het vergroten van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, en de verbetering van de kwaliteit. Wiley wijst er op dat deze vrees eind jaren negentig is uitgesproken ten aanzien traditionele online cursussen.

Ik heb ook eerder gewezen op het risico van commercialisering van het hoger onderwijs via de weg van MOOCs. Verder zie ik ook een aantal overeenkomsten tussen ‘traditionele’ online cursussen en MOOCs.

De vervagende grenzen tussen de twee fenomenen ontstaan echter vooral doordat we bepaalde aspecten niet helder genoeg afbakenen.

In de eerste plaats is het criterium van 250 deelnemers voor het aspect ‘massive’ niet onderscheidend genoeg. Bij veel traditionele online cursussen heb je ook honderden deelnemers. Het probleem is echter dat er geen goed inhoudelijk argument is om dit aantal op 1000 of 1500 te zetten. Het is ook veel belangrijker om te stellen dan een MOOC geen maximum aantal deelnemers heeft. Een gewone online cursus kan dat vaak wel hebben.

Op de tweede plaats is er geen eenduidigheid omtrent het begrip ‘open’. Staat dat begrip voor ‘vrij toegankelijk’ of eisen we dat leerinhouden ook hergebruikt en aangepast moeten kunnen worden? Wat mij betreft zouden we in elk geval moeten vast houden aan het vrij toegankelijk zijn van bronnen en leeractiviteiten. Dat betekent dat een small private online course nooit in één adem met een MOOC mag worden genoemd.

Verder ben ik het niet met Wiley eens als hij het heeft over branding van het platform. Er wordt vooral nadruk gelegd op het merk van de provider, niet van het platform.

Tenslotte zijn de verschillen tussen ‘traditionele’ online cursussen en MOOCs groter dan Wiley veronderstelt:

  • Als we de eerste ‘O’ serieus nemen, zijn MOOCs meer toegankelijk dan gewone online cursussen. MOOCs hebben geen maximum aantal deelnemers, en je kunt er aan deelnemen zonder dat je voor deelname hoeft te betalen.
  • Het vrij toegankelijke karakter van MOOCs nodigt uit tot het selectief gebruiken van de content (‘cherry picking’). Lerenden gedragen zich anders in een MOOC dan in een gewone online cursus (open courseware wellicht uitgezonderd). Hierdoor zul je begrippen als ‘completion’ opnieuw moeten definiëren.
  • Binnen ‘traditionele’ online cursussen en MOOCs is het mogelijk om betekenisvolle interacties plaats te laten hebben. Ook synchroon. De grote aantallen deelnemers bemoeilijken echter betekenisvolle docent-student interactie. Je kunt als docent geen individuele aandacht besteden of feedback geven aan alle lerenden.
  • Ten behoeve van betekenisvolle student-student interacties zul je meer structuur moeten aanbrengen binnen MOOCs, dan binnen gewone online cursussen. Denk daarbij aan het gebruik van subgroepen.

Zie ook: Waarin verschilt een MOOC van een online cursus?

Ik heb ook eerder geschreven dat ik verwacht dat er meer differentiatie zal ontstaan op het gebied van (massive open) online cursussen. Deze differentiatie ontstaat juist omdat online cursussen op verschillende dimensies van elkaar verschillen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *