De staat van het onderwijs één jaar na de uitbraak van COVID-19

De afgelopen week heeft de OECD samen met UNESCO, UNICEF en de Wereldbank een monitor gepubliceerd waarin zij verslag doen van de staat waarin het onderwijs in verschillende landen verkeerd, na één jaar ‘Corona’. Wat valt mij daarbij op?

Het rapport gaat na het samenvattende redactioneel door Andreas Schleicher in op:

  • Gemiste kansen om te leren
  • Afstandsleren tijdens schoolsluitingen
  • Ondersteuning van lerenden en scholen nadat de scholen weer open gingen
  • Examinering en beoordeling
  • Ondersteuning van docenten
  • Financiering onderwijs in reactie op de pandemie
  • Wie beslist?

Interessante constateringen zijn dan:

  • De coronacrisis heeft veel tekortkomingen en ongelijkheden in de schoolsystemen blootgelegd. Denk aan ongelijke toegang tot breedband en computers, ondersteunende omgevingen die nodig zijn om zich op leren te concentreren, of het onvermogen om middelen op behoeften af te stemmen.
  • Sommige landen slaagden erin scholen tijdens de pandemie open en veilig te houden.  Fysieke afstand en hygiënemaatregelen werden gebruikt om de verspreiding van het coronavirus te voorkomen, maar zorgden ook voor grote capaciteitsbeperkingen. Scholen moesten daardoor moeilijke keuzes maken.
  • De vaccinatie van docenten maakte in 19 van de onderzochte 30 landen deel uit van de strategieën. De beperkte voorraad vaccins en de concurrerende doelstellingen op het gebied van de volksgezondheid bemoeilijkten het geven van prioriteit aan het vaccineren van docenten.
  • Er lijkt geen verband te zijn tussen infectiecijfers en het aantal dagen dat scholen gesloten waren. Landen met vergelijkbare infectiecijfers hebben verschillende beleidskeuzes gemaakt ten aanzien van de sluiting van scholen. Landen die normaliter het slechtste scoren bij de PISA-onderzoeken hadden de neiging hun scholen in 2020 voor langere perioden volledig te sluiten. Het mogelijke gevolg is dat de pandemie heeft geleid tot grotere onderwijsongelijkheden binnen landen en tot een grotere kloof tussen landen.
  • Veel landen hebben grote inspanningen geleverd om de gevolgen voor lerenden, gezinnen en opvoeders te verzachten, vaak met bijzondere aandacht voor mensen uit de meest gemarginaliseerde groepen. Er is hard gewerkt om ervoor te zorgen dat lerenden toch konden leren, ook als scholen dicht waren. De pandemie trok ook een zware wissel op het werk van docenten, die onder meer moesten investeren in deskundigheidsbevordering op het gebied van digitalisering.
  • Scholen moesten prioriteiten stellen ten aanzien van de de inhoud van het curriculum, om te voorkomen dat docenten en lerenden overbelast zouden raken.
  • Digitalisering vormde de ‘reddingslijn’ tijdens schoolsluitingen waardoor onderwijs toch nog doorgang kon vinden. Vrijwel alle landen hebben geïnvesteerd in faciliteiten voor online leren en nieuwe vormen van samenwerking tussen docenten aangemoedigd. Online platforms werden op grote schaal gebruikt op alle onderwijsniveaus, maar vooral op het niveau van het voortgezet onderwijs. Mobiele telefoons waren gebruikelijker binnen het voortgezet onderwijs en radio binnen de hogere klassen van het voortgezet onderwijs. ‘Take home’-pakketten, televisie en andere oplossingen voor afstandsonderwijs werden relatief vaak gebruikt binnen het basisonderwijs.
  • Landen die voor de coronacrisis gebruik maakten van meerdere beoordelingsmethoden, konden eenvoudiger examens vervangen door andere manieren om het leren van lerenden te beoordelen.
  • Overheden kunnen het onderwijs niet innoveren. Zij kunnen wel helpen door systemen open te stellen zodat er een op feiten gebaseerd innovatievriendelijk klimaat ontstaat waarin vernieuwende ideeën tot bloei kunnen komen. Om steun te mobiliseren voor innovatie, veerkracht en verandering, moeten de onderwijsstelsels beter worden in het communiceren van de noodzaak en het opbouwen van steun voor verandering. Investeren in capaciteitsontwikkeling en vaardigheden op het gebied van verandermanagement is van groot belang. Docenten zijn daarbij actieve actoren bij veranderingen. Niet alleen bij de uitvoering van innovaties, maar ook bij het ontwerpen ervan.

Dit rapport richt zich op verschillen tussen landen. Binnen landen, en wellicht ook binnen scholen, zijn er ongetwijfeld ook grote verschillen, bijvoorbeeld als het gaat om toegankelijkheid van technologie en de aanwezigheid van een ondersteunende omgeving.

Dit vraagt om maatwerk en een duurzame aanpak om een nog grotere maatschappelijke ongelijkheid te voorkomen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *