De elektronische leeromgeving (oftewel het leermanagement systeem) staat sinds de Alt-C conferentie van 2009 binnen het onderwijs ter discussie. D’Arcy Norman vindt het tijd om op te komen voor de ELO.
Norman herkent de kritiek op de ELO (nadruk op controle, niet leidend tot organisatiebrede onderwijsvernieuwingen). Hij stelt echter:
- Veel docenten en lerenden zijn niet klaar, bereid of in staat om eigen applicaties te gebruiken als alternatief. Bovendien, vindt hij, moet een onderwijsorganisatie faciliteiten beschikbaar stellen om onderwijs te verzorgen. Een ELO maakt daar deel van uit.
- De ELO vormt de cement tussen verschillende bouwstenen van een onderwijsorganisatie (data over studenten, cursussen, etc).
- Alternatieve platforms (bijvoorbeeld gebaseerd op sociale media) incorporeren ELO-functionaliteiten, terwijl ELO’s ook aan verandering onderhevig zijn. Er is steeds meer mogelijk met een ELO, stelt D’Arcy Norman:
It’s not the tool that defines creative teaching and learning.
Ik denk dat de mogelijkheden van een ELO inderdaad nog niet volledig worden benut. Tegelijkertijd hoop ik dat de kritiek op de ELO de innovatie van deze toepassingen prikkelt. Het is ook inderdaad maar de vraag of lerenden er op staan te wachten dat docenten allemaal verschillende applicaties voor het onderwijs gaan gebruiken.
Ik zou er nog aan toe willen voegen: hoe meer onderwijsinstellingen verantwoording moeten afleggen over hoe zij hun processen vormgeven, des te relevanter de administratieve functie van een ELO wordt.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Nu ik met Magister aan de slag ben, valt me op dat de L binnen ELO geen enkele waarde heeft. In dit pakket is de admninistratieve component zo groot, dat er bij de L van leren eigenlijk iets gebeurt vanuit d eleerling gezien. Ja, de docent haalt de opdracht op, beoordeelt buiten de ELO en zet een cijfer neer. In plaats van de L ben ik meer geneigd een D neer te zetten: een EDO, een omgeving die grotendeels gericht is op de docent en zijn -administratieve- activiteiten.
Dan moet je Blackboard eens proberen. Deze ELO bevat alle tools om te leren.
Eus, je bent erg voorspelbaar. Ik verwachtte al een reactie toen ik de titel van mijn blog schreef. Ik heb een aantal jaren, toen ik bij de Universiteit Utrecht werkte, met BlackBoard. Bepaald niet mijn favoriete ELO. Met name ook gezien de kosten, het sterk gesloten karakter en de aard van het bedrijf er achter.
Een ELO bevat drie componenten: toegankelijk maken van leerinhouden, faciliteren van communicatie en interactie en het managen van het leren. Zo te lezen is Magister nog steeds geen ELO.
Klopt maar niemand wil dat geloven. Zelfs de maker ervan niet. Heb zojkuist hun “nieuwste functionaliteit” gezien namelijk een samenwerk (project-)omgeving. Qua opzet om te huilen en qua bouw passend bij 2000 ipv 2012
Voorspelbaar?
Ik neem het op voor het primaire proces.
Anders denken al die ICT & Onderwijs congresgangers dat een ELO de prullemand in kan.
Moet de Universiteit Utrecht zich zien te redden met een gratis Hyves als ELO?
In Utrecht gebruiken ze nog steeds BlackBoard. En bij de OU, waar ik nu werk, werken ze o.a. ook met BlackBoard. Maar wat mij betreft zijn er aantrekkelijkere alternatieven. Ook afhankelijk van wat je wilt.
Het is ook inderdaad maar de vraag of lerenden er op staan te wachten dat docenten allemaal verschillende applicaties voor het onderwijs gaan gebruiken.
Ik denk niet dat het aan de leraar is om almaar verschillende tools op te leggen aan de lerenden, maar dat de lerenden net mogen/kunnen kiezen welke tools volgens hen de informatie het best overbrengt. Misschien moeten we als leraar een vorm aanbieden (bv. portfolio) maar dat de lerende de keuze krijgt om deze in te vullen op zijn/haar eigen manier (blog, wiki, google docs,…).
Interessante post! Ik schreef er ook wat over op m’n blog: http://larswas.wordpress.com
Mooi dat de discussie gaat over onderwijsinstellingen en ELO. Ik merk ook dat buiten de onderwijsinstellingen steeds meer gebruik wordt gemaakt van ELO’s en hierbij dezelfde problematiek speelt. Misschien moeten onderwijsinstellingen en bedrijven/instellingen gezamelijk hierin optrekken en elkaar versterken. Zou m.i. opleveren dat er meer een gezamelijk draagvlak ontstaat in bijvoorbeeld een regio of branche. Ik zou daarvoor eerder kiezen voor een regionale samenwerking trouwens. Er zijn al een aantal initiatieven zoals bijvoorbeeld de zorgacademie Parkstad Limburg die wel begonnen zijn op deze weg maar waar “het cement” (lees ELO en zijn functionaliteiten) nog een weg te gaan hebben voordat deze uitgehard is 🙂
Samenwerking over instellings-/bedrijfsgrenzen heen is dus mijn devies
Wilfred, Wat is dat aantrekkelijkere alternatief voor Utrecht?
En moet je de keuze niet overlaten aan de docent?
Mijn ervaring is wel dat zorginstellingen bijvoorbeeld andere eisen stellen aan functionaliteiten dan onderwijsinstellingen. Werkprocessen, zoals de manier waarop geregeld moet worden wie wat gaat leren, verlopen anders. Dat heeft gevolgen voor de keuzes die je maakt. Samenwerking is natuurlijk prima en belangrijk. Over de grenzen kijken van je eigen organisatie/branche is heel leerzaam. Ik denk zelf dat er een mix gaat ontstaan van applicaties. In sommige applicaties (bijvoorbeeld een open leerplatform als OpenU) werken mensen van verschillende organisaties samen, en delen zij ook kennis. Daarnaast hebben organisaties dan hun eigen applicatie.
Er zijn er, denk ik, meerdere. Sakai, Moodle, wellicht ook Fronter. Een open leerplatform als OpenU (van de OU) kan ook aantrekkelijk zijn voor een universiteit (OpenU is als platform trouwens niet los ’te koop’). Je moet de keuze niet overlaten aan de docent. Want het beheer van het scala aan applicaties wordt vervolgens bij de ICT-afdeling neergelegd. Zelfs bij cloud computing-oplossingen (denk aan koppelingen met administratieve systemen). Je moet docenten wel betrekken bij de keuze.
Aantrekkelijker?
De keuze voor een ELO kun je beter aan docenten overlaten.
ICT-ers willen om de paar jaar wat nieuws ‘implementeren’.
Ik sta verbaasd over je manier van redeneren. Heb ik geschreven dat je de keuze voor een ELO aan ICT-ers over moet laten. Ik heb alleen gewezen op één van de gevolgen als je de keuze overlaat aan docenten. ICT-ers willen overigens helemaal niet om de paar jaar wat nieuws implementeren. Zij hebben juist belang bij stabiliteit. Graag verwijs ik je naar een blogpost over het selectieproces van de ELO van Gilde Opleidingen: http://www.te-learning.nl/blog/?p=1711
De werkgroep ICT in het onderwijs, waarover wordt geschreven, bestond uit vertegenwoordigers van de sectoren (docenten en een teammanager). Ik mocht die werkgroep voorzitten.
ICT diensten op grote onderwijsinstellingen zijn koninkrijken op zich geworden, die vooral de overhead ondersteunen.
Als een docent problemen ondervindt in de klas, moet er een e-mail worden verstuurd en laat hulp dagen op zich wachten.
Maar het grootste probleem dat ik heb met ICT diensten is het voortdurend ter discussie stellen van de ELO.
Docenten moeten een duurzame ELO gegarandeerd hebben, anders komt er van Onderwijs en ICT niets terecht.
En kunnen we nog jaren doorgaan met Onderwijs en ICT congressen. Maar daar is de lumpsum niet voor bedoeld.
Ik herken het beeld dat je schetst niet. Volgens mij generaliseer je te veel. Wat ik vaak wel merk, is dat governance en alignment van ICT niet goed geregeld is. Maar dat mag je niet alleen de ICT-afdeling verwijten. Je opmerking over Onderwijs en ICT congressen is natuurlijk ‘off topic’. Maar het schijnt een stokpaardje van jou te zijn. En sinds wanneer is de lumpsum niet voor professionalisering bedoeld?
Herken je het beeld niet van een verkeerde besteding van de lumpsum in het beroepsonderwijs?
Exponenten hiervan zijn InHolland en Amarantis 🙁
Volgens mij ging hier de discussie niet over.