De potentie van blended learning voor laagopgeleiden

In Blended learning: een aangewezen leerweg voor laaggeschoolde volwassenen? presenteert Ghislain De Bondt enkele bevindingen uit zijn onderzoek naar de manier waarop Oost-Vlaamse cursisten met een elektronische leeromgeving (ELO) hebben gewerkt (blader door naar pagina 2). Zijn speciale belangstelling gaat daarbij uit naar de mogelijkheden van blended learning voor laagopgeleide volwassenen.

De Bondt schrijft dat er vanuit allerlei kanten bedenkingen worden geuit ten aanzien van het gebruik van ICT voor het leren van deelnemers in de basiseducatie. Om zijn onderzoek uit te kunnen voeren heeft hij elektronische content ontwikkeld (gestructureerd in leerpaden). Overigens was de verhouding in deze cursus: 15% e-learning, 85% klassikaal. Een uitgebreide expertisegroep was betrokken bij de beoordeling van de content.

Vervolgens hebben 93 cursisten de e-learning content bestudeerd, en heeft Ghislain De Bondt ervaringen en effecten via een online eindtest en twee vragenlijsten onderzocht. De resultaten bevestigen volgens Ghislain De Bondt de potentie van e-learning binnen de basiseducatie. Bijvoorbeeld:

• Bijna 80% van de cursisten slaagden in de vooraf geformuleerde doelstellingen. Dat is meer dan docenten verwachtten.
• Ook oudere cursisten zijn -anders dan vaak wordt aangenomen- geïnteresseerd in e-learning.
• Cursisten zijn veel meer tevreden over e-learning dan docenten verwachten. Docenten zijn veel minder positief over e-learning dan cursisten. Meer dan 60% van de cursisten geeft aan opnieuw voor online leren te kiezen.

Volgens De Bondt zal met een aantal randvoorwaarden rekening gehouden moeten worden, wil blended learning voor deze doelgroep een succes worden. De beschikbaarheid van goede content is daar één van. Expertiseontwikkeling van docenten (bijvoorbeeld op het gebied van e-coaching) is een andere. Opvallend is ook dat de Vlaamse wetgeving voorschrijft dat blended learning uit minimaal 25% online leren moet bestaan. Voor laagopgeleiden zou dit aandeel wel eens te hoog kunnen zijn, stelt Ghislain. 

Verder zijn ICT-vaardigheden van cursisten een belangrijke voorwaarde, die bij blended learning overigens vaak aldoende kunnen worden ontwikkeld. De auteur stelt ook dat nog methoden ontwikkeld moeten worden om cursisten te betrekken in online communities en om hen te stimuleren online samen te werken.

Op basis van dit onderzoek heeft de Oost-Vlaamse organisatie voor centra voor basiseducatie besloten om meer te investeren in blended learning.

Ik heb met plezier het artikel over dit onderzoek gelezen. Vooral omdat het gaat over de toepasbaarheid van blended learning bij een doelgroep die niet altijd geassocieerd wordt met deze manier van leren.

Herkenbaar is de roep om content. Wat volgens mij echter minstens zo belangrijk is, is dat gewerkt wordt aan de attitude van docenten. Zij schatten hun cursisten op dit gebied niet correct in, en hebben -mede op basis van verkeerde verwachtingen- en negatieve houding ten opzichte van blended learning. Volgens mij is het werken aan deze houding net zo belangrijk als de "ELO-opleiding" die nu in Oost-Vlaanderen wordt aangeboden.

Tenslotte is het ook belangrijk dast je ervaringen en effecten blijft evalueren. Veel lerenden zijn namelijk enthousiast na de eerste keer deel te hebben genomen aan online leren. Dit enthousiasme is niet altijd blijvend, laat onderzoek zien.