De ontwikkeling van massive open online courses in een notendop

De eerste massive open online course (MOOCs) stamt uit 2008. Deze toepassing op het gebied van technology enhanced learning heeft in 2011 zeer veel publiciteit gekregen (zelfs hype-achtige trekken). Waar staan we tien jaar nadat George Siemens en Stephen Downes de eerste MOOC over connectivisme zijn gestart?

Ondanks dat het artikel MOOCs Are No Longer Massive. And They Serve Different Audiences Than First Imagined en het daarin gepubliceerde interview met Dhawal Shah van Class Central geen recht doen aan de ontstaansgeschiedenis van massive open online courses, biedt deze bijdrage wel een mooi overzicht van hoe MOOCs zich hebben ontwikkeld.

  • MOOCs zouden hoger onderwijs van goede kwaliteit voor grote groepen lerenden meer toegankelijk maken. Met name voor hen die geen toegang hadden tot hoger onderwijs.
  • MOOCs zouden  de “cost crisis” binnen het (Amerikaanse) hoger onderwijs helpen oplossen. Studenten maken daar veel schulden -veel meer dan in ons land- om een studie te kunnen volgen, zonder dat ze later een goed betaalde baan krijgen om die schulden af te kunnen betalen.

Beide doelen zijn niet gerealiseerd. Ook MOOCs hebben niet gezorgd voor een revolutie in het onderwijs (zoals minder instellingen voor hoger onderwijs). De publieke aandacht voor MOOCs is inmiddels ook als sneeuw voor de zon verdwenen.

Class Central doet onder meer kwantitatief onderzoek naar MOOCs. CEO Dhawal Shah stelt dat er nog steeds veel MOOCs worden aangeboden, maar dat de aard ervan is veranderd. De impact verschilt ook van de verwachtingen die veel mensen er aanvankelijk van hadden.

MOOCs blijken met name waardevol te zijn voor professionals die aan hun carrière willen werken, willen investeren in continue professionele ontwikkeling, maar die daarvoor niet terug naar de campus willen. Zij hebben baat bij de ‘credentials’ die zij ontvangen als zij een MOOC succesvol afronden (zichtbare beloningen blijven van belang).

Mede dankzij de schaalgrootte gaat er daardoor veel geld bij MOOCs in omloop, zonder dat MOOCs in het algemeen winstgevend te noemen zijn (uitgedrukt in geld).

MOOC-aanbieders begeven zich dan ook op de markt van corporate learning. Deze ontwikkelingen leiden tot een sterk toegenomen diversiteit:

  • Er worden nog steeds ‘traditionele’ MOOCs aangeboden. Dus toegankelijk voor een breed en omvangrijk publiek, gratis en vrijblijvend. Bijvoorbeeld met als doel kennis te dissemineren, buitenlandse studenten aan te trekken, nieuwe doelgroepen te bereiken of studenten kennis te laten maken met online leren. De kwaliteit van de content heeft er vaak baar bij. Overigens is het aantal deelnemers vaak minder massaal dan voorheen. Daardoor worden lerenden niet altijd meer ondersteund door collega-studenten (aldus Shah).
  • MOOCs worden (her)gebruikt voor campusonderwijs. Bijvoorbeeld ook door studenten die een MOOC hebben afgerond, vrijstelling te geven. Of om studenten deficiënties te laten wegwerken.
  • MOOCs worden aangepast of speciaal ontwikkeld voor bedrijven en hun medewerkers (niet meer voor iedereen toegankelijk, en vaak niet zo grootschalig).
  • MOOC-programma’s worden afgesloten met een diploma.
  • MOOCs worden tegen betaling door individuen gevolgd, die als tegenprestatie een certificaat ontvangen dat waarde heeft in het kader van continue professionele ontwikkeling.

Verder heb ik de indruk dat de discussie over de didactische kwaliteit van MOOCs is verstomd. In 2011 waren er grofweg twee kampen. Adepten die MOOCs op basis van het connectivisme vorm wilden geven (cMOOCs), en ontwikkelaars die MOOCs vormgaven waarbij deze voornamelijk bestonden uit instructies (de xMOOCx). Deze laatste MOOCs konden op veel kritiek rekenen (weinig effectief). Als snel ontstond er meer diversiteit op het gebied van didactiek.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *