De ontwikkeling van adaptieve leertechnologie staat al enkele jaren op de ‘technology enhanced learning’-radar. Een recent rapport laat zien dat deze ontwikkeling nog allesbehalve ‘volwassen’ is.
Laura Devaney van eCampus News vat een rapport van onderzoeks- en adviesbureau Tyton Partners samen waarin vijf ontwikkelingen op het gebied van adaptief leren worden beschreven. De samenstellers kennen dan de volgende eigenschappen toe aan adaptieve leertechnologie:
- Er wordt uitgegaan van geavanceerde, datagedreven en soms non-lineaire benaderingen van instructie en remediëring.
- Instructie en remediëring worden aangepast op basis van interacties van lerenden.
- Het niveau waarop lerenden presteren is zichtbaar.
- De oplossing past op basis van prestaties van lerenden op een bepaald moment de type leerinhouden aan, aan de behoeften van de lerende.
De onderzoekers kijken daarbij naar de mate waarin medewerkers courseware kunnen aanpassen, en naar de mate waarin de leertechnologie:
- zelfbeoordelingen faciliteert;
- rekening houdt met de tijd om oefeningen te maken;
- rekening houdt met antwoorden op vragen binnen een leerobject;
- leerstijlen ondersteunt (diepe zucht, het houdt niet op);
- rekening houdt met steeds betere leerprestaties (mastery learning);
- rekening houdt met prestaties van lerenden met een vergelijkbaar profiel;
- rekening houdt met de verstreken tijd sinds de laatste interactie met leerinhouden.
De vijf ontwikkelingen op het terrein van adaptieve leertechnologie zijn dan:
- In vergelijking met een aantal jaren geleden hebben onderwijsinstellingen meer ervaringen met pilotprojecten. Er is echter nog nauwelijks sprake van implementaties op grotere schaal. Dat komt omdat onderwijsinstellingen moeite hebben om de nieuwe oplossingen te integreren binnen bestaande omgevingen, zoals leermanagement systemen. Ook is de scepsis van docenten ten aanzien van adaptieve technologie vaak groot.
- Het aantal applicaties waarin adaptieve technologie wordt toegepast neemt toe. Daarbij gaat het om leeromgevingen die bedoeld zijn om studiepunten mee te halen, maar ook om leeromgevingen die daar niet voor zijn bedoeld. Bijvoorbeeld om huiswerk applicaties of remediërende tools.
- De rol van docenten verandert bij toenemend gebruik van adaptieve leertechnologie. Docenten begeleiden lerenden meer individueel, en meer actief en intensief. De autonomie van docenten neemt ook toe.
- Adaptief leren is relevant voor competentiegericht onderwijs, maar alleen in specifieke gevallen. Hierbij gaat het niet om competentiegericht onderwijs, zoals men dat ooit in het Nederlandse MBO wilde invoeren. Devany schrijft dat enkele adaptieve leertechnologieën in staat zijn authentieke vormen van beoordelen en evalueren te faciliteren waarmee competenties expliciet beoordeeld kunnen worden. Het betreft echter uitzonderingen.
- Adaptieve leertechnologieën ontwikkelen nieuwe functionaliteiten, waarmee zij tegemoet willen komen aan vragen van organisaties.
Volgens de samenstellers van het rapport zijn slechts 10 aanbieders daadwerkelijk in staat om adaptief leren mogelijk te maken.
Voor mij illustreert deze bijdrage de betrekkelijke onvolwassenheid van adaptieve leertechnologie. De markt van aanbieders is beperkt, en dat geldt ook voor het aantal implementaties en de rijkheid van de leertechnologieën. Waarschijnlijk bestaat er een verband tussen deze laatste twee.
Een aantal aanbieders -niet alle- gaat ook uit leerstijlen, terwijl overtuigend bewezen is dat hierbij sprake is van een mythe.
Tenslotte bestaat m.i. het risico dat adaptieve technologieën zoveel ‘features’ bevatten dat zij op leermanagement systemen gaan lijken. Focus en integratiemogelijkheden met andere leertechnologieën lijken mij van belang.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie