De Wet van Godwin is in 1990 geformuleerd door advocaat Mike Godwin. Bij online discussies over onderwijs kennen we volgens mij een vergelijkbare wet.
Godwin stelde bijna 35 jaar geleden dat, als een online-discussie maar lang genoeg duurt, een van de deelnemers geheid een keer een vergelijking maakt met de nazi’s of Hitler. Godwin vond dit volgens Wikipedia een geval van te ver doorgevoerde retoriek. Hij wilde deelnemers aan een discussie bewuster maken van de vraag of een vergelijking met de nazi’s of Hitler gepast is. In de praktijk betekent dit vaak dat discussies daarmee ook doodslaan.
Binnen het onderwijs kennen we volgens mij een vergelijkbaar fenomeen, al is de gemaakte vergelijking minder heftig. Het effect is vaak wel hetzelfde: de discussie slaat dood.
Ik doel op het fenomeen dat iemand op social media kritiek levert op het onderwijs (al dan niet terecht). Vervolgens wordt daar vaak fel tegenin gegaan. Uiteindelijk wordt de vraag gesteld hoe lang de criticaster zelf “voor de klas” heeft gestaan, dan wel het verwijt gemaakt dat de criticaster geen recht van spreken heeft omdat hij/zij/hen niet in het onderwijs werkt. De discussie slaat dan dood.
Herkenbaar? Zullen we dit de Onderwijswet van Godwin noemen?
En zullen we vooral bijdragen niet meer beoordelen op basis van de positie van degene die de bijdrage doet, maar op basis van inhoudelijke argumentatie? Want anders mogen alleen een boer en bioloog meepraten over het terugdringen van de stikstofuitstoot. Of mogen alleen polemologen, historische en militairen discussiëren over oorlogen. Dat lijkt me niet de bedoeling.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie