De laatste tijd ben ik geattendeerd op twee relevante artikelen over de gevolgen van online lezen en het onderwijs. Het ene artikel pleit voor het verwerven van nieuwe vaardigheden op het gebied van online tekstbegrip. Het andere artikel meent dat online lezen vooral ook met ons gedrag te maken heeft. Een derde bijdrage gaat over schrijven en tekstbegrip.
Jeroen Clemens stelt in een recente editie van het Levende Talen Magazine dat online lezen leidt tot nieuwe uitdagingen voor docenten. Jongeren gebruiken weliswaar intensief digitale media, maar dat betekent nog niet dat zij goed zijn in het begrijpen van online informatie (online tekstbegrip). Als we het bekende maar ook omstreden PISA-onderzoek mogen geloven dan valt 18% van de jongeren hier op uit. In feite, stelt Jeroen, zijn deze jongeren functioneel ongeletterd. Opvallend is dat deze groep jongeren niet altijd dezelfde groep is die ook uitvalt op offline tekstbegrip.
Voor het begrijpen van online informatie blijk je namelijk over andere, aanvullende, vaardigheden te moeten beschikken dan voor offline tekstbegrip. Dat komt onder meer doordat online teksten over andere kenmerken beschikken dan offline teksten. Online teksten (en dan hebben we het niet over pdf-bestanden van klassieke artikelen) zijn bijvoorbeeld veelal niet lineair opgebouwd, worden aangevuld met multimedia, worden in interactie met lezers opgebouwd en zijn niet statisch.
Taaldocenten worden daarbij ook geconfronteerd met diverse termen als het gaat om noodzakelijke nieuwe vaardigheden (zoals ICT-vaardigheden, informatievaardigheden of digitale geletterdheid). Jeroen pleit voor het gebruik van de terrmen online tekstbegrip en online geletterdheid (het kunnen lezen en schrijven van online teksten). Hij geeft daarbij aan dat goed kunnen navigeren op internet bijvoorbeeld een nieuwe vorm van doelgericht lezen is geworden, en dat 'zoekend lezen' veel belangrijker is geworden (slim vragen kunnen stellen bij zoekmachines). Verder is bijvoorbeeld het kunnen integreren van soms tegenstrijdige informatie uit vaak parallel aangeboden (multimediale) bronnen erg belangrijk geworden.
Hij pleit er daarom voor dat binnen het onderwijs meer nadruk wordt gelegd op het werken met leesdoelen en leesstrategieën, en dat daar ook op wordt getoetst. Het begrijpen van online teksten zou expliciet moeten worden ingebed in curricula. Uit zijn eigen promotieonderzoek blijkt dat een grote groep van de deelnemende docenten Nederlands vindt dat het onderwijs meer aandacht zou moeten besteden aan online tekstbegrip, maar dat tevens driekwart niet weet hoe dat zou moeten gebeuren. In andere landen heeft men daar meer ervaring mee opgedaan, waarbij opvalt dat 'peer teaching' vaak wordt ingezet en docenten vooral een begeleidende rol vervullen.
Jeroen Clemens illustreert m.i. terecht dat online tekstbegrip vandaag de dag niet alleen heel belangrijk is geworden, maar ook anders is dan offline tekstbegrip. Kennis van online tekstbegrip is van groot belang voor het hele onderwijs, en alle vormen van leren. Daar zal inderdaad meer aandacht aan moeten worden besteed.
Cognitief psycholoog Daniel Willingham kiest in een recente bijdrage voor een andere invalshoek. Hij stelt dat vaak wordt aangenomen dat we oppervlakkiger leren door via het scherm te lezen, maar dat onderzoek deze opvatting nog onvoldoende ondersteunt. Jongeren besteden vaak meer tijd aan het lezen van geschreven teksten, maar scoren vaak niet slechter of beter op tekstbegrip als zij van papier lezen (in plaats van online). Hij suggereert dat onze hersenen weliswaar nog steeds in staat zijn om langere, complexe, teksten (online of offline) te verwerken, maar dat mensen minder bereid zijn om uitgebreide teksten te bestuderen. We hebben dat ook lang niet altijd nodig om ons doel te bereiken. We kunnen dus nog steeds aandachtig lezen en zorgvuldig denken, maar doen dat lang niet altijd.
Beide bijdragen vullen elkaar wat mij betreft aan. We zullen niet alleen bekwamer moeten worden op het gebied van online tekstbegrip, maar we zullen ook bereid moeten zijn om die verworven bekwaamheden toe te passen.
Ik heb overigens ook wel eens eerder over onderzoek gelezen waaruit zou blijken dat lezen via een PC of laptop minder effectief zou zijn dan lezen vanaf papier omdat lezen vanaf een beeldscherm cognitief meer belastend zou zijn.
Pedro de Bruyckere besteedt op zijn beurt weer aandacht aan de relatie tussen schrijven en tekstbegrip en verdiepend leren. Hij vat een experimenteel onderzoek samen waaruit blijkt dat het maken van aantekeningen via een laptop minder effectief zou zijn voor het ontwikkelen van conceptuele kennis dan het maken van aantekeningen op papier. Voor feitenkennis zijn er geen significante verschillen. Ook als proefpersonen geen letterlijke fragmenten mochten gebruiken, dus hetgeen zij hoorden in eigen woorden moesten verwerken, bleek het op papier schrijven effectiever te zijn dan aantekeningen maken op een laptop. Hetzelfde geldt voor het achteraf nakijken en desgewenst bewerken van aantekeningen op een laptop.
Het is niet bekend of andere factoren in het spel zijn. Of we bijvoorbeeld analoog aan online tekstbegrip specifieke online schrijfvaardigheden moeten ontwikkelen. Of dat bepaalde motorische vaardigheden, die je alleen via pen en papier toepast, dusdanig positief van invloed zijn op tekstbegrip dat deze niet digitaal kunnen worden gecompenseerd.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Mooi, dit overzicht. Over onderzoek naar schrijven (met de pen) versus typen (computer) heeft kennisnet gepubliceerd: http://4w.kennisnet.nl/artikelen/2013/10/15/schrijven-versus-typen-wat-zegt-de-neurowetenschap/
Klopt. Daar heb ik ook al eens over geblogd.
Uiterst interessant, Wilfred.
Zo ook spreeder.com en spritz.app als implementaties van RSVP – rapid serial visual presentation – waarbij getraind wordt aandachtige flow te verkrijgen in waarnemen, betekenis sturing, begrip verwerving. Hierbij maakt het niet uit of het om on-/offline lezen gaat. Wel dat het om toegepaste technologie gaat tbv lezen.
J.H. Van den Berg schreef in zijn boek ‘Metabletica’ (de leer der verandering) over de versnelling die in de loop der eeuwen te constateren is dat mensen leren lezen. In de middeleeuwen waren daar zoveel drempels in talige, sociale, religieuze en visuele zin dat het zo’n 22 jaar duurde voordat men kon lezen. De boekdrukkunst democratiseerde gigantisch.
We dienen ons te realiseren dat het medium – boeken, websites, luisterboeken, enz. – mogelijk beperkend kunnen functioneren voor hetgeen we eigenlijk willen: goed en snel betekenissen toe-eigenen opdat het ons handelen dient.
Mooie overweging, Hans. De mogelijke beperkingen gelden inderdaad voor ‘oude’ en ‘nieuwe’ media.