Op deze zondagochtend wil ik aandacht besteden aan een aantal bijdragen die geschreven zijn naar aanleiding van #Brexit. Daarin wordt wat mij betreft wat simplistisch gedacht over de impact op het onderwijs, wordt een grote kloof binnen de samenleving geïllustreerd en worden vragen gesteld bij het democratisch systeem.
Donald Clark kijkt naar de gevolgen van de Brexit voor het onderwijs. Volgens hem zijn deze gevolgen te verwaarlozen. Wellicht komen er minder buitenlandse kinderen naar Britse scholen, zullen minder studenten uit de EU in Groot-Brittannië gaan studeren en kunnen Britse onderzoekers nu rechtstreeks onderzoeksgeld krijgen, en niet meer via de EU. Clark meent ook dat de kwaliteit van het onderzoek kan toenemen nu Britse onderzoekers niet meer verplicht zijn om samen te werken met anderen. Volgens Clark hebben de vele vergaderingen rond Europese projecten in “nice European cities” namelijk weinig of geen impact op de resultaten. Mogelijk, meent Clark, zal het beroepsonderwijs klappen krijgen van de Brexit. Maar, stelt hij, Europa kijkt toch vooral naar het hoger onderwijs. Vreemd genoeg lijkt hij de hoge jeugdwerkloosheid in Zuid-Europa te wijten aan de veronderstelde eenzijdige aandacht van de EU voor het hoger onderwijs.
Ik vraag me af of Clark gelijk heeft als hij stelt dat het hoger onderwijs meer aandacht van de EU krijgt dan het (middelbaar) beroepsonderwijs. Ik heb de cijfers van de verschillende programma’s niet paraat. Wat me in elk geval verbaast, is dat Donald voorbij lijkt te gaan de eigen verantwoordelijkheid van individuele landen voor het beroepsonderwijs, en dat hij het complexe probleem van de jeugdwerkloosheid in landen als Spanje en Griekenland wijt aan een gebrek aan investeringen in het beroepsonderwijs.
Verder vind ik Donald Clark ronduit naïef in zijn opvatting dat onderzoeksgelden nu rechtstreeks naar Britse onderzoekers zullen gaan. Als Groot-Brittannië het economisch zwaarder krijgt, dan zal waarschijnlijk bezuinigd worden op op overheidsuitgaven zoals onderzoek. Bovendien is het de vraag of je van conservatieven (en erger) mag verwachten dat zij de Britse staat een grote rol toedichten in de financiering van onderzoek. Ik verwacht dat het geld dat de Britten uitsparen met de Brexit eerder naar lastenverlichtingen gaan, dan naar onderzoekssubsidies. Wat betreft de verspilling van onderzoekscapaciteit aan bureaucratie en inefficiënte samenwerking: nationale onderzoeksprogramma’s kennen ook veel bureaucratie. Bovendien mis je de verschillende (culturele) perspectieven bij onderzoeksprogramma’s, als je niet langer samenwerkt met instellingen uit verschillende landen. Internationale samenwerking verbreedt de horizon, en kan daarmee juist leiden tot een kwaliteitsimpuls. Dat internationale projecten daar niet altijd aan bijdragen, is correct. Ik heb daar zelf positieve en negatieve ervaringen mee. Maar het is het kind met het badwater weggooien, als je stopt met dergelijke internationale onderzoeksprojecten. Zo is het wereld wijde web het resultaat van het werk van CERN, één van de eerste Europese joint ventures op het gebied van fundamenteel natuurwetenschappelijk onderzoek. Donald Clark houdt tenslotte ook geen rekening met het risico van een eventuele ‘brain drain‘: internationale en Britse onderzoekers die hun heil elders gaan zoeken omdat zij minder gelegenheid hebben om in Europees verband onderzoek te gaan doen.
John Burn-Murdoch besteedt in de Financial Times aandacht aan de relatie tussen stemgedrag en demografische factoren:
- In gebieden waar relatief veel hoog opgeleiden wonen, is relatief vaak ervoor gekozen om binnen de EU te blijven.
- In gebieden waar relatief veel mensen wonen die hooggeschoold werk verrichten, is eveneens relatief vaak ervoor gekozen om binnen de EU te blijven.
- In gebieden waar relatief veel mensen wonen zonder paspoort -mensen die recent niet naar het buitenland zijn gegaan- is relatief vaak ervoor gekozen om de EU te verlaten.
- Er is een zwakkere maar wel aanwezige correlatie tussen het hebben van een laag inkomen, en de keuze voor Brexit.
- Jongeren hebben overweldigend gekozen om in de EU te blijven. Zij zijn echter ook massaal thuis gebleven waardoor hun invloed op de uitslag gering was. Je hoort en leest dat de oudere generatie door massaal voor ‘Leave’ te hebben gestemd, onvoldoende rekening heeft gehouden met de lange termijnbelangen van de jongeren. Door massaal thuis te blijven, dragen Britse jongeren als generatie hier echter ook veel verantwoordelijkheid voor.
Deze scheidslijnen illustreren de tegenstelling tussen hoger opgeleide kosmopolieten die kansen zien in onder meer globalisering, en lager opgeleide mensen die vaak negatieve gevolgen ervaren van globalisering (particularisten). In ons land is deze tegenstelling ook pregnant aanwezig. Deze tegenstelling is te overbruggen door vooral ook te investeren in een sociale infrastructuur (onderwijs, een leven lang leren, zorg, financiële vangnetten; wat mij betreft te financieren vanuit meer progressieve belastingen).
Verder valt op dat regio’s van waaruit veel wordt geëxporteerd naar de EU, relatief vaak gekozen hebben om de EU te verlaten.
Herman van de Bosch stelt terecht dat democratie hard toe is aan vernieuwing. Het huidige stelsel van parlementaire democratie is onbevredigend omdat politici compromissen moeten sluiten en coalities moeten aangaan waardoor zij hun verkiezingsbeloften dikwijls niet waar kunnen maken. Bovendien heeft een aantal partijen maar een erg kleine kans om aan de macht te komen. Herman laat een aantal mogelijke alternatieven de revue passeren, waarbij bijvoorbeeld wijken worden ingericht op basis van plannen van bewoners en ambtenaren samen. Herman zoekt de oplossing voor het vraagstuk van democratie meer in de richting van participatieve democratie, zelforganisatie en zelfbestuur.
Bij overzichtelijke projecten en vraagstukken, die dicht bij mensen staan, kan dit inderdaad goed werken. Op dat niveau kunnen referenda ook goed werken. Dat geldt m.i. niet bij complexe vraagstukken zoals het associatieverdrag met de Oekraïne of ‘Leave’ of ’Remain’ uit of in de EU. Er wordt in dit verband wel eens verwezen naar James Surowiecki’s theorie van de ‘Wisdom of the Crowd’.
Volgens Surowiecki kan een menigte op basis van eigen specialisaties en lokale kennis, en op basis van een bepaald aggregatiemechanisme heel goed een een gezamenlijk besluit nemen. Veel mensen vergeten echter dat er volgens Surowiecki wel sprake moet zijn van een diversiteit aan meningen, van een cognitief vraagstuk en rationeel gedrag, en van het bepalen van je mening op een onafhankelijke manier. Veel referenda voldoen m.i. niet aan deze eisen waardoor eerder sprake is van ‘Ignorance of the Crowd’.
Dit blijkt ook uit de bijdrage “Many UK voters didn’t understand Brexit, Google searches suggest”. Veel Britten zoeken online naar wat de EU eigenlijk is, en wat de gevolgen zijn van het verlaten van de EU. Nadat de stemmen zijn geteld! Uiteraard is hiermee niet gezegd dat het hierbij vooral gaat om kiezers die voor een Brexit hebben gestemd. Maar het illustreert wel dat veel Britten over een zeer belangrijk en complex onderwerp mochten stemmen, terwijl je je kunt afvragen of men daar voldoende kennis van had en heeft.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie