De economische waarde van open education

Open education levert inkomsten op en leidt tot kostenbesparingen. Dat stelt Paul Stacey in The Economics of Open. Volgens hem is er een duidelijke business case voor open educational resources (OER). De opbrengsten zijn overigens dikwijls indirect van aard. Wat is de relevantie van zijn betoog voor het Nederlandse onderwijs?

Samenvattend komt Stacey’s betoog -dat hij illustreert aan de hand van verschillende voorbeelden- op het volgende neer:

  • Dankzij Open Education kun je snel toegang krijgen tot markten, markten penetreren en marktaandeel verwerven.
  • Open Education genereert inkomsten via advertenties, abonnementen, lidmaatschappen en donaties. Een voorbeeld hiervan is het zogenaamde ‘freemium‘-model (gratis basis, betaald voor extra functionaliteit).
  • Open Education genereert inkomsten danzij services waarvoor wel wordt betaald. Je krijgt bijvoorbeeld een applicatie gratis, maar betaalt voor ondersteuning en consultancy. Of je krijgt leerstof gratis, maar betaalt voor certificering. Dat werkt vooral goed als je als instituut een ‘brand value‘ hebt.
  • Open Education genereert inkomsten via directe of indirecte verkoop. Je krijgt bijvoorbeeld een digitale versie van een boek gratis, maar je betaalt voor een gedrukte editie. Of je betaalt voor een luxe editie.
  • Open Education leidt tot innovaties. Nieuwe business modellen worden ontwikkeld, wederkerigheid wordt bevorderd, de waardenketen van het onderwijs verandert, personalisering wordt mogelijk.
  • Open Education vergroot de toegankelijkheid van bestaande kennis, die dikwijls met publieke middelen is ontwikkeld.

    Making better use of what we already have generates economic benefit by increasing utilization.

Stacey ziet dan ook een bloeiende toekomst voor Open Education voor zich. Een aantal opbrengsten, die hij noemt, zijn wat mij betreft trouwens sterk contextgebonden. Het is bijvoorbeeld de vraag wat de reacties zullen zijn als publiek gefinancierde Nederlandse onderwijsinstellingen via advertenties inkomsten gaan genereren. Wie zij de donateurs van ons onderwijs? Hebben onze onderwijsinstellingen een ‘brand value‘? En is de Nederlandstalige markt voor hoger onderwijs op het gebied van bijvoorbeeld sociologie omvangrijk genoeg om een ‘freemium-model’ lonend te maken?

Eén belangrijk argument voor OER noemt Stacey overigens niet: door leermaterialen vrij toegankelijk te maken, en hergebruik mogelijk te maken, wordt de kwaliteit van het materiaal dikwijls verbeterd (doordat ontwikkelaars er veel zorg aan besteden, en via feedback die wordt verkregen). Dat kan ook positief bijdragen aan de reputatie van een instelling, en leiden tot een grotere instroom van lerenden.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *