De betekenis van AI voor het onderwijs van morgen

In Artificial intelligence and what it means for education tomorrow stelt Dirk Van Damme, hoofd van het OECD Centre for Educational Research and Innovation, dat artificiële -kunstmatige- intelligentie (AI) weleens kan leiden tot de meest ingrijpende en disruptieve verandering in de 21e eeuw. Volgens hem zijn de gevolgen voor toekomstige curriculumontwikkeling enorm.

AI heeft volgens Van Damme grote invloed op tal van aspecten van ons leven. Ook het onderwijs krijgt er steeds meer mee te maken, onder meer doordat AI steeds vaker binnen leertechnologie wordt gebruikt. Volgens Van Damme kan AI de effectiviteit en toegankelijkheid van het onderwijs helpen verbeteren. De auteur vraagt daarbij echter ook aandacht voor het ethisch gebruik van AI. Er kan namelijk al snel sprake zijn van ontsporingen op dit terrein. De OECD heeft daarom Principles on Artificial Intelligence geformuleerd.

Volgens Dirk Van Damme leidt het toenemend gebruik van AI tot vragen over het evenwicht tussen menselijke en op AI gebaseerde besluitvorming. De vraag “hoe moeten we de relatie tussen mensen en slimme machines zien?” heeft volgens hem grote gevolgen. Wat moeten lerenden nog op school leren als computers en robots bepaalde taken beter kunnen uitvoeren dan mensen dat kunnen? Van Damme schrijft:

What students need to learn at school will progressively be informed by what makes humans truly human. Activities such as ethical decision-making, the passing of legal judgments by judges, the diagnosis of a medical doctor, the esthetical appreciation of an artist, or the pedagogical relationship between the teacher and the student, they can be informed by algorithms and machine learning, but the human element will remain, especially when information is incomplete or contradictory.

Menselijke vernuft is volgens Van Damme het resultaat van de interactie tussen complexe cognitieve verwerking van voorkennis, goed ontwikkelde karaktereigenschappen en verfijnde waarden. AI helpt dan de menselijke cognitieve en niet-cognitieve processen te versterken. Dat impliceert wel dat het sociaal-emotionele domein binnen het onderwijs van de toekomst meer aandacht zou moeten krijgen. De sociaal-emotionele vaardigheden van een verpleegkundige zijn immers van groot belang voor het herstel van patiënten. Robots zijn juist daar niet goed in, maar bijvoorbeeld wel in het toedienen van dagelijkse medicijnen.

Volgens Van Damme zie je iets vergelijkbaars terug in het onderwijs. Wat lerenden bij het online leren tijdens de coronacrisis vooral missen, zijn zaken als cognitieve aanmoediging, emotionele steun en empathie, en zorgzaamheid. Het zijn vooral de meest kwetsbare lerenden die hier de grootste behoefte aan hebben.

Naarmate AI meer routinematige cognitieve taken van mensen overnemen zal binnen curricula ook meer aandacht gegeven moeten worden aan zaken als ethiek en esthetiek. Ook wordt handvaardigheid vaak gezien als een gewaardeerd onderdeel van vakmanschap. Van Damme meent:

Thinking beyond today’s curricula into another world of possibilities for the kind of learning that makes humans flourish, is what AI invites us to do.

Volgens Van Damme kunnen menselijke vindingrijkheid en AI elkaar versterken en helpen belangrijke maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Dat impliceert dat het onderwijs meer grip moet krijgen op AI en lerenden moet voorbereiden op een andere wereld dan die van de 20e eeuw.

Mijn opmerkingen

Dirk Van Damme wijst terecht op de grote invloed van AI op onze samenleving. Dit leidt tot nieuwe vraagstukken, bijvoorbeeld op het gebied van ethiek. Mensen zullen hierop binnen het onderwijs moeten worden voorbereid. Je leert dit niet vanzelf. De invloed van digitalisering -inclusief AI- op vakgebieden zoals zorg, financiën en onderwijs, zal onderdeel moeten zijn van curricula. Dit is “technology-content knowledge“. Verder zullen burgers zich bewust moeten zijn op de mogelijke impact van algoritmes en ‘deep fake’ op meningsvorming, bijvoorbeeld tijdens verkiezingen.

Daarnaast zullen we na moeten denken over de gevolgen voor curricula, nu robots en computers bepaalde cognitieve taken van mensen over nemen, maar sociaal-emotionele vaardigheden extra belangrijk lijken te worden.

Je zult als mens m.i. nog steeds over de betreffende kennis moeten beschikken om te controleren of robots hun werk ook goed doen en om bepaalde fouten te herstellen. Ik vergelijk het altijd met het produceren van online teksten. In de jaren negentig moest je HTML kunnen programmeren om te weten dat je met behulp van de codes <b></b> een tekst vet kon maken. Nu heb je daar een tekst editor voor (wat je ziet is wat je krijgt). Maar als iets fout gaat, wil je wel de ‘code induiken’ om de fout op te sporen.

Het maken van keuzes ten aanzien van de inhoud van curricula is uiteraard van alle tijden. Ook nu zullen ontwikkelaars van curricula bestaande curricula kritisch tegen het licht moeten houden. Waar besteden we geen of minder aandacht aan, nu we meer aandacht moeten besteden aan de impact van AI, we meer aandacht moeten besteden aan sociaal-emotionele vaardigheden en nu AI bepaalde taken van werknemers over nemen?

Dirk Van Damme geeft in zijn bijdrage geen antwoord op deze vraag. Ik waag me daar ook niet aan. Dat is echt aan de vakinhoudelijke experts.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *