Op mijn blog heb nog nooit apart aandacht besteed aan het curriculaire spinnenweb van Jan van den Akker, dat ook gebruik wordt voor het ontwerpen en ontwikkelen van online en blended learning. Met behulp van deze blogpost wil ik in dat gemis voorzien.
Het curriculaire spinnenweb is oorspronkelijk in 2003 door Jan van den Akker beschreven. Dit raamwerk is dus ook alweer zo’n twintig jaar oud, maar allesbehalve gedateerd. Het curriculaire spinnenweb illustreert de complexiteit en de onderlinge verbondenheid van tien aspecten binnen het curriculum. De metafoor van het spinnenweb illustreert de onderlinge verbondenheid van deze aspecten en de kwetsbaarheid van een curriculum. Als je aan één aspect ’trekt’, dan loop je het risico dat het spinnenweb, het curriculum, stuk gaat. Verder valt op dat binnen dit raamwerk drie curriculumniveaus worden onderscheiden:
- Macro: het nationale of regionale niveau, waar beleidsmakers en bestuursorganen richtlijnen en standaarden voor het onderwijs bepalen.
- Meso: het niveau van de onderwijsinstelling, waar het curriculum wordt aangepast aan lokale behoeften en omstandigheden.
- Micro: de interactie in de klas of leeromgeving, waar docenten en lerenden samen het leerproces vormgeven.
Andere raamwerken focussen zich vaak op het meso- of microniveau.
Centraal in het spinnenweb staat dan de visie. Dit is het fundament van het curriculum, waarin de basale overtuigingen en waarden van het onderwijs zijn verankerd. De visie dient als leidraad en inspiratiebron voor alle onderwijsactiviteiten. Waartoe leren lerenden?
De negen ‘draden’ van het spinnenweb zijn dan:
- Leerdoelen. Duidelijke leerdoelen bepalen wat lerenden moeten kennen en kunnen na het afronden van, bijvoorbeeld, een leertraject.
- Leerinhoud: Wat wordt er geleerd? Dit aspect omvat de specifieke kennis, vaardigheden en attitudes, gekoppeld aan thema’s, concepten of onderwerpen.
- Leeractiviteiten. Dit betreft de pedagogisch-didactische aanpak. De interactieve processen en methoden die gebruikt worden zodat de leerinhoud wordt geleerd. Je denkt hierbij dus ook na over asynchroon online leren, synchroon online leren en face-to-face leren, en aan de manier waarop je didactische richtlijnen mogelijk gemaakt kunnen worden met behulp van digitale technologie. Van den Akker besteedt bij mijn weten niet expliciet aandacht aan de integratie van digitale leertechnologie binnen het curriculum. Bij online en blended learning zul je daar binnen deze ‘draad’ aandacht aan besteden.
- Leerbronnen en materialen. Hierbij gaat het om boeken, digitale bronnen, en andere materialen die het leerproces ondersteunen. Bijvoorbeeld ook virtual reality.
- Groeperingsvormen. De manier waarop lerenden worden ingedeeld, zoals individueel of in groepen. Werken lerenden individueel, in groepen (homogeen, heterogeen), gebruik je peer feedback? Hoe groot is de groep? Digitale leertechnologie stelt je vaak in staat om groepen willekeurig of gericht samen te stellen.
- Tijd. De tijd die wordt besteed aan leeractiviteiten, zowel qua planning als duur. Kunnen lerenden zelf (deels) het tempo bepalen waarin zij willen leren?
- De leeromgeving. De fysieke of virtuele leeromgeving waarin het leren plaatsvindt. Je beschrijft hier ook waar er wordt geleerd (school -en waar binnen de school-, thuis, bij een arbeidsorganisatie).
- Toetsing. Op welke manier breng je de voortgang en prestaties van lerenden in kaart? Pas je formatief toetsen toe en summatief toetsen? Hoe toets je? Wie toetst? Wanneer toets je (ook tijdens een bijeenkomst)?
- Docentrollen. De taken, verantwoordelijkheden en stijl van de docent in het leerproces. Hiertoe hoort ook hoe docenten geprofessionaliseerd worden, en hoe zij verder gefaciliteerd worden om invulling te kunnen geven aan hun rol.
Met behulp van dit raamwerk word je uitgedaagd om meer holistisch te kijken naar de organisatie en uitvoering van het leertraject. Ook bij dit model zul je weer apart moeten kijken naar didactische richtlijnen en werkvormen die je kunt gebruiken om die didactische richtlijnen toe te kunnen passen. De rol van digitale leertechnologie komt bij meerdere ‘draden’ aan de orde (met name bij leeractiviteiten, leerbronnen en materialen, leeromgeving en toetsing).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie