Veel Nederlandse onderwijsinstellingen beschikken over een ‘Centre for Teaching and Learning’ of zijn bezig met de oprichtring ervan dankzij het nationale Npuls-programma. Onlangs kwam ik een bespreking tegen van een boek over CTLs.
Npuls schrijft over een CTL: “Een Center for Teaching & Learning zorgt ervoor dat sectorale ict-voorzieningen en de lokaal en nationaal opgebouwde kennis sneller beschikbaar komen voor docenten en onderwijspersoneel. In een CTL kunnen docenten(teams) en onderwijspersoneel terecht voor advies en training over het vernieuwen van hun onderwijs, op een manier die past bij de eigen context en cultuur van de onderwijsinstelling. Een CTL is altijd een herkenbaar, vindbaar en aanwijsbaar organisatieonderdeel, maar kan verschillende vormen hebben. Denk bijvoorbeeld aan een fysieke locatie, een netwerk van mensen, een online platform, of een afdeling. De CTL’s van verschillende instellingen staan onderling met elkaar in contact voor kennisuitwisseling.”
(Noot: de logica om bij Nederlandse onderwijsinstellingen niet van een Centrum voor Doceren en Leren te spreken ontgaat mij trouwens, zelfs al sta ik kritisch tegenover pleidooien om onderwijs aan universiteiten altijd in het Nederlands te verzorgen.)
Volgens Joshua Kim zijn in de VS maar liefst 1209 CTL’s. Dit is de minimale doelgroep van Mary Wright die onlangs “Centers for Teaching and Learning: The New Landscape in Higher Education” heeft geschreven. Vooropgesteld: ik beschik niet over dit boek. Maar afgaande op de bespreking van Joshua Kim moet deze publicatie de moeite waard zijn.
Wright behandelt hierin de steeds belangrijker wordende rol van CTLs als katalysatoren, facilitators en hefbomen van organisatorische verandering. Wright onderzoekt volgens Kim de structuur, doelen en impact van CTLs, en biedt inzicht in hoe deze eenheden zich hebben ontwikkeld, hun werkzaamheden, en hoe hun rollen zijn geëvolueerd.
CTLs zijn volgens Wright verschoven van de rand naar het centrum van institutionele strategie en focus. Deze verschuiving weerspiegelt zich volgens Joshua Kim in de uitgebreide capaciteiten en missies van CTLs, die meer verantwoordelijkheden op zich hebben opgenomen zoals digitaal leren en ‘learning design’. Tijdens de Corona-pandemie bleken expertise en diensten van CTLs essentieel voor de continuïteit van het onderwijs.
Wright beschrijft volgens Kim ook uitdagingen voor CTLs, zoals het risico dat medewerkers door de uitbreiding van verantwoordelijkheden te gefragmenteerd bezig zullen zijn. Er bestaat ook een kloof in het begrip van de institutionele impact en dagelijkse werkzaamheden van CTLs bij bestuurders en docenten. Het gevolg is dat bestuurders de belangrijke rol van een CTL weliswaar erkennen, maar dat deze erkenning zich niet altijd vertaalt in institutionele status of adequate financiering. Daarmee verschuiven CTLs dus in feite in theorie naar het centrum van institutionele strategie, maar niet in praktijk (wel woorden, geen daden).
Joshua Kim schrijft dat deze uitgave CTLs positioneert in het productieve maar uitdagende grensgebied tussen een campus serviceorganisatie en een op disciplines gebaseerde academische afdeling. CTLs zijn missiegedreven eenheden die succesvol leren en doceren voor alle studenten en docenten willen bevorderen. Daarom zijn zij noodzakelijkerwijs proactief, ondernemend en vindingrijk. Dit kan wat mij betreft weleens botsen met de gebruikelijke onderwijscultuur.
Volgens Kim is “Centers for Teaching and Learning: The New Landscape in Higher Education” van Mary Wright een heel belangrijk boek voor docenten die hun onderwijs willen verbeteren, en voor elke bestuurder die geïnteresseerd is in het ontwikkelen van institutionele structuren ter bevordering van leren en ondersteuning van docenten. En uiteraard voor diegenen die bij een CTL werken of erbij willen werken.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie