“Blended learning” kun je op verschillende manieren toepassen. Daarbij worden verschillende modellen onderscheiden. Wat zijn geleerde lessen bij de toepassing van die modellen?
Via eSchool News ben ik op het spoor gekomen van een recent rapport over “blended learning” (pdf). Dit rapport bouwt voort op het gedachtengoed van onder meer Michael Horn en Heather Staker (Horn is één van de co-auteurs).
De auteurs bakenen in dit rapport “blended learning” af, ze onderscheiden een aantal modellen, beschrijven case studies van deze modellen en komen tot geleerde lessen.
De definitie van blended learning luidt dan:
“…a formal education program in which a student learns at least in part through online learning with some element of student control over time, place, path, and/or pace and at least in part at a supervised brick-and-mortar location away from home. The modalities along each student’s learning path within a course or subject are connected to provide an integrated learning experience.”
Deze brede definitie gaat dus uit van enige mate van student-gecentreerdheid, van een combinatie online leren en leren op een locatie van stenen en cement. Daarbij moet ook nog eens sprake zijn van een geïntegreerde leerervaring. Als je online tools -zoals een smart board of student response systeem- dus uitsluitend ‘op school’ gebruikt, is geen sprake van blended learning. Dat geldt ook voor het online of offline uitvoeren van op zichzelf staande leeractiviteiten. Ook is geen sprake van blended learning als de lerende geen controle heeft over het leerproces.
De gepresenteerde modellen zijn de modellen die Horn en Staker eerder hebben onderscheiden. Ze gebruiken nu de term A La Carte model in plaats van het Self-mix model. Ook ben ik volgens mij niet eerder tegen gekomen dat de flipped classroom expliciet als submodel van het rotatiemodel wordt beschreven. Ik gebruik deze modellen ook, maar maak daarbij nog een onderscheid in de mate waarin ICT wordt ingezet. Dat leidt tot meer differentiatie en in totaal elf modellen.
Na de beschrijvingen van de case studies -die een concreet beeld schetsen van de praktijk van de modellen- gaan de auteurs summier in op geleerde lessen. Die hebben te maken met:
- Een schoolcultuur en -klimaat waarin permanent gewerkt wordt aan verbetering.
- Het definiëren van de doelen en voordelen die je wilt bereiken met blended learning. Ik start zelf altijd vanuit ‘business drivers’, vanuit externe prikkels die maken dat je “blended learning” wilt implementeren. Vandaar uit kijk ik naar de bereiken doelen en resultaten.
- Het belang van professionalisering, waarbij docenten de gelegenheid hebben om te experimenteren.
- Een scala aan barrières die een school moet slechten. Deze drempels hebben te maken met randvoorwaarden (zoals technologie), maar ook met een nieuwe mindset aangezien blended learning met name ook een pedagogisch-didactische verandering is.
Volgens de samenstellers van dit rapport staan we nog aan het beginstadium van een beloftevolle ontwikkeling. Waar het echter om gaat is om het realiseren van meer gepersonaliseerd en verdiepend leren, om het leveren van meer studiesucces.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Een reactie