In mijn boek “E-learning. Trends en ontwikkelingen” geef ik weliswaar een definitie van e-learning, maar niet van ‘leren’. Als je je al jaren bezig houdt met leren, ga je er vanuit dat iedereen wel een beeld heeft wat daarmee wordt bedoeld. Dat blijkt niet zo te zijn.
Ik ben nooit zo dol op discussies over definities, ook al is dit binnen de wetenschap een ‘must‘. Discussies over begrippen worden al snel semantisch van aard. Toch lijkt het soms ook buiten de wetenschappelijke literatuur noodzakelijk om stil te staan bij bepaalde termen. En dat is volgens mij nu het geval.
Naar aanleiding van mijn boek ben ik met Jan Lepeltak in discussie geraakt over het begrip e-learning. Ik hanteer een brede definitie, die Jan te breed en daardoor betekenisloos lijkt te vinden. Als ik Jan’s argumentatie echter goed interpreteer, lijkt de discussie vooral te gaan over het begrip ‘leren‘.
Ik kan me goed vinden in de volgende definitie van leren:
Learning is an enduring change in behaviour, or in the capacity to behave in a given fashion, which results from practice or other forms of experience (Schunk, 2012).
Leren heeft dan te maken met gedrag, het is een proces waarbij oefenen en ervaring belangrijke elementen zijn. Dat betekent dat het uitsluitend online bestuderen van een PDF -één van Jan’s voorbeelden- geen vorm van e-learning is. Mijn definitie van e-learning gaat uit van het vormgeven van leersituaties (door een organisatie of door de lerende zelf, al dan niet samen met anderen). Leersituaties zijn dan onder meer gericht op verwerken, oefenen of ervaren.
De vraag is tenslotte of e-learning altijd doelgericht is. Meestal is dat het geval. Zowel bij zelfgestuurd leren als bij gestuurd leren heeft de lerende meestal de intentie om te leren. Toch heb ik diverse malen, onder meer in mijn boek, geschreven over serendipitous learning. Daarbij leer je, zonder dat je vooraf de intentie had om te leren. Je scant bijvoorbeeld Tweets en stuit dan op een artikel waardoor je -door het te verwerken- achteraf tot een nieuw inzicht komt (capacity to behave in a given fashion).
Bron
Schunk, D. (2012). Learning Theories. An Educational Perspective. Boston: Pearson
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Wanneer het over leren gaat, dan vind ik zelf het 70:20:10 verhaal van Jay Cross interessant. Volgens Jay vindt leren plaatst in de werkomgeving. Als collega’s samen een project doen of een gesprek voeren bij de koffieautomaat. Volgens Jay wordt slechts 10% van het leereffect veroorzaakt door formeel leren (denk aan training). Zie ook http://beta.wikiversity.org/wiki/70-20-10.
Waarbij we die percentages nadrukkelijk met een pak zout moeten nemen!
Zeker het kan ook 30:30:30 zijn, maar het is belangrijk om je te realiseren dat een training alleen niet het gewenst effect zal hebben. Je kunt je ook afvragen hoe nuttig het is om tijdens een training veel kennis over te dragen. Het zou wel eens veel slimmer kunnen zijn om cursisten de tools te geven waarmee ze het geleerde in de praktijk kunnen brengen, waar kun je bijvoorbeeld informatie vinden als je vragen hebt.