De Online Educa Berlijn is traditiegetrouw gestart met een plenaire sessie waarin een aantal sprekers hun licht liet schijnen op de relevante e-learning ontwikkelingen. Daarbij werd met name ingegaan op het belang van big data, 'e-learning 3.0' en leiderschap.
De voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, mocht de aanwezigen via video welkom heten. Hij benadrukte het belang van nieuwe vormen van leren ten behoeve van het versterken van de 'workforce' en het Europese burgerschap. Hij noemde daarbij specifiek open educational resources. Resultaten van Europese projecten komen daarom vrij beschikbaar.
Hoogleraar Viktor Mayer-Schönberger besprak daarna de impact van 'big data' op e-learning en leren. De hoeveelheid digitale data is in twintig jaar gegroeid van 0,02 miljard gigabyte tot 276 miljard GB. De hoeveelheid digitale data is ook explosief gegroeid ten opzichte van analoge data. Digitale data kan veel eenvoudiger geworden geanalyseerd.
Volgens hem worden met name onderwijs en gezondheidszorg beïnvloed door big data. Mayer-Schönberger legde daarbij ook de relatie met massive open online courses (MOOCs). MOOCs vergroten volgens hem de toegankelijkheid van het onderwijs. Maar de potentiële waarde van MOOCs is toch echt data. Deze data kan juist gebruikt worden voor continue feedback. Data worden op dit moment namelijk onvoldoende binnen het onderwijs gebruikt. Hij gaf het voorbeeld van DuoLingo dat gebruik maakt van data van deelnemers ten behoeve betere vertalingen. De initiatiefnemer kwam er door analyses achter dat Spaanstaligen moeite hebben met de term 'it'. Door dit begrip later te introduceren, verbeterden de leerresultaten van lerenden.
Big data heeft volgens deze spreker drie kwaliteiten: meer, messy, correlaties.
- Meer: We zijn nu veel beter in staat om meer data te verzamelen en te analyseren dan twintig jaar geleden. Je kunt nu bijvoorbeeld hele populaties ondervragen. Je kunt nadat je data verzameld hebt, kiezen waar je je op wilt focussen.
- Messy: je hoeft vooraf niet na te denken welke data goed is.
- Correlaties: Dit is volgens Mayer-Schönberger het meest ingewikkelde van big data: correlaties leggen tussen allerlei factoren. Dat is wat anders dan causaliteiten (wat, in plaats van waarom). Hij gaf aan dat het juist belangrijk is om te kijken wat verbanden zijn tussen data, zonder het eerst over oorzaken te hebben. Google heeft websites in meerdere talen gebruikt voor Google Translate. Andrew Ng van Coursera heeft data correlaties gebruikt om leermateriaal te koppelen aan foute antwoorden op toetsen. GoogleGlass zal in de toekomst gaan registreren waar mensen naar kijken. Deze data zullen worden gebruikt voor marketingdoelen.
Je kunt data dus gaan hergebruiken voor analyses waar ze aanvankelijk niet voor verzameld zijn. Dan krijgt data waarde. De Khan Academy gebruikt data bijvoorbeeld vooral voor personalisering. Data worden gebruikt voor feedback voor de leeromgeving, en minder voor de lerende.
We moeten echter volgens de spreker niet vergeten dat big data donkere kanten heeft. Aantasting van privacy is er één. Je kunt bijvoorbeeld je hele leven lang geconfronteerd worden met oude fouten, terwijl het maken van fouten erg belangrijk is voor leren. Verder kan big data ook toekomstig gedrag gaan beïnvloeden. Big data kunnen leiden tot self-fulfilling prophecy.
Degenen die data gebruiken zijn verantwoordelijk voor het bestrijden van de donkere kanten. Verder moeten overheden een 'open toekomst' beschermen. En er zullen bekwame specialisten moeten worden opgeleid om big data te analyseren. Tenslotte waarschuwde hij voor 'data baronnen': enkele grote bedrijven die eigenaar zijn van big data. Mayer-Schönberger stelde dat big data altijd incompleet zijn, en niet mogen leiden tot standaardisatie en het aantasten van creativiteit doordat we dankzij big data hetzelfde gedrag gaan vertonen.
Jeff Borden van hoofdsponsor Pearson gaf een geheel eigen invulling aan het begrip 'E-learning 3.0'. Voor hem is dat de combinatie van neurowetenschappen, leerpsychologie en leertechnologie. Hij stelde dat perceptie werkelijkheid bepaalt. Er is echter sprake van interne perceptie (wat jij vindt) en externe perceptie (wat anderen vinden). Perceptie is sterk van invloed op hoe we onderwijsinnovaties vorm willen geven.
Borden ging in op de drie aspecten van 'e-learning 3.0'. Daarbij beriep hij zich op onderzoek van professor Richard Light. Zo stelde hij dat spanning tot beter leren leidt. Je moet lerenden dus uitdagen. Ook gaf hij aan dat omgevingsgeluid belangrijk is voor leren. Hij benadrukte ook het belang van autonomie, streven naar meesterschap en doelgerichtheid (Dan Pink's Drive). Volgens hem is ook samenwerkend leren, multidisciplinair en probleemgestuurd leren van belang. Binnen het onderwijs worstelen we daar echter mee (hoe beoordelen). We beschikken nu over technologieën en bronnen waarmee je deze manieren van leren beter kunt faciliteren (bijvoorbeeld door externen bij je leren te betrekken).
Jef Borden liet video's zien om zijn verhaal te onderstrepen. Zie: school of thought, http://researchnetwork.pearson.com/sot
Borden ging wat mij betreft op onderdelen te kort door de bocht. Ik ken onderzoek die bijvoorbeeld zijn aanbeveling voor samenwerkend leren op z'n minst nuanceren.
Hoogleraar Gianpiero Petriglieri vroeg zich af of technologie leiderschap menselijker kan maken. Opleiden en leren draagt volgens hem bij aan het ter discussie stellen van de status quo binnen organisaties. Volgens hem is dat uitdagend, soms ongemakkelijk, maar wel belangrijk.
Hij stelde dat onderzoek laat zien dat sprake is van weinig vertrouwen in leiders. Terwijl vertrouwen voorwaardelijk is om leiding te kunnen geven. Hij vroeg zich af of we wel op de juiste manier investeren in de ontwikkeling van leiders.
Petriglieri stelde dat de groep 'nomadic' professionals sterk groeiende is, ook al is deze groep ten opzichte van anderen nog gering van omvang. Deze groep beschouwt werk als een belangrijke vorm van 'self expression'. Zij zijn bereid om vaker te wisselen van werk (binnen en tussen organisaties). Authenticiteit en mobiliteit hebben dan loyaliteit ten opzichte van organisaties vervangen.
Werk moet ook betekenisvol voor individuen zijn. Dat is in de loop der jaren steeds belangrijker geworden. Arbeidsorganisaties zijn 'identity work spaces' geworden. En daar moeten leiders juist op sturen. Veel minder op kennis en vaardigheden van hun medewerkers. Bovendien hebben veel mensen ook moeite met de onzekerheden die het 'nomadische' bestaan met zich mee brengen.
De 'nomadische' professionals worden beschouwd als potentiële leiders. Zij gedragen zich echter als een elite die moet leren om 'connected' te blijven, ook met de volgers. Leiderschapsontwikkeling moet daarom breder en 'socialer' worden (gefocust op een bredere gemeenschap).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
De privavcy kant is inderdaad een interessante. Als ik de VO context neem en online leren van bv een klas kunnen alle acties opgeslagen worden. Dat is ook al snel ‘Big Data’. Wat ik nooit zo begrijp is dat ‘opeens’ dit een privavcy issue wordt. Als docent vroeg ik ook aselect leerlingen hun werk te laten zien, of schriften in te kijken. Dat het niet lukte om IEDEREEN te bekijken, betekende niet dat leerlingen het recht hadden om zich van mijn ‘controle’ te ontdoen. Ik vatte het soms samen in een score of een aantekening. Met Big Data analoog: als het binnen de ‘klasse-context’ valt niets nieuws onder de zon. Dat buitenstaanders het niet kunnen zien, is de docent-verantwoordelijkheid. Maar ook dat is niet anders dan ‘vroegah’.