Ik ben gisteren naar de Beroepskolommanifestatie
2007 geweest, en zal daar in een aantal berichten verslag van doen.
Mijn laatste sessie -voor de afsluitende discussie- ging over het Eindhovens Model van ROC Eindhoven. Deze aanpak is aanvankelijk ontwikkeld binnen het
handelsonderwijs en daarna binnen het modeonderwijs. Eén onderdeel van dit model wordt nu ROC-breed ingevoerd
(waarover dadelijk meer).
Binnen het Eindhovens Model leren deelnemers aan de hand van een script. Een voorbeeld-script is: maak je eigen
visitekaartje. Of: help oma aan de cola (oftewel: hoe verkoop je een bestaand product aan een nieuwe doelgroep).
Om die scripts uit te kunnen voeren, moet je als deelnemer ondersteunende activiteiten uitvoeren. Bijvoorbeeld
workshops volgen. Sommige ondersteuningsactiviteiten zijn verplicht, voor andere ondersteuningsactiviteiten kunnen
deelnemers zich inschrijven. Trajectbegeleiders helpen deelnemers daarbij keuzes te maken. Op deze manier ontstaan
scenario’s die lerenden doorlopen. Enkele opvallende zaken bij dit model:
- Aanvankelijk hadden deelnemers veel keuzevrijheid. Daar is ROC Eindhoven deels op terug gekomen. Keuzes maken
is een lastig proces. Deelnemers moeten leren regie te hebben over hun eigen leerproces. Het is belangrijk dat zij
daar handvatten voor aangereikt krijgen. - De opleiding kent twee instroomniveaus (1/2 en 3/4).
- Leervragen van deelnemers kunnen binnen twee weken beantwoord worden. Het gaat daarbij niet op eenvoudige
vragen, maar om vragen die bijvoorbeeld een workshop vergen. - Lerenden starten met een brede opleiding, die naar verloop van tijd specifieker wordt ingevuld. Dat betekent
dat deelnemers op een ‘nulnummer’ worden ingeschreven (mbo-jargon). Tijdens de opleiding wordt meer helder in
welke richting een deelnemers zich wil ontwikkelen. In de basisfase (begin van de opleiding) wordt besproken waar
de sterke en minder sterke kanten van een deelnemer liggen. - Deelnemers kunnen tijdens de basisfase in eigen tempo leren. Dat betekent niet dat zij op elk moment kunnen
starten met het vervolg, de kernfase. De kernfase van de opleiding start twee maal per jaar. De tijd die een
deelnemer moet wachten, wordt gebruikt voor verdieping of om eventuele deficiënties weg te werken (denk aan
taalvaardigheden). - ROC Eindhoven is georganiseerd in scholen. Deelnemers volgen eigenlijk geen onderwijs binnen een andere
school, dan hun eigen school. Volgens één van de sprekers is daar nog nauwelijks vraag naar. Op incidentele basis
komen die vragen er wel. Daar wordt dan altijd een oplossing voor gevonden. - ROC Eindhoven maakt gebruik van een generiek systeem voor studiepunten.
- Er wordt gebruik gemaakt van laptops voor alle deelnemers. Alle leerstof is ontsloten via de elektronische
leeromgeving Fronter. - Een andere belangrijke applicatie is de zelfontwikkelde tool ‘Planning en score’. Deze applicatie wordt nu
binnen heel ROC Eindhoven ingevoerd. Binnen deze toepassing wordt dankzij het gebruik van een I-Card geregistreerd
als deelnemers het gebouw betreden (mits zij de I-Card scannen). Een onderwijsgevende krijgt bij aanvang van de
les te zien welke deelnemers bij de leeractiviteit aanwezig kunnen zijn. De onderwijsgevende geeft via een laptop
aan of de deelnemer daadwerkelijk ook ‘in de les’ aanwezig is (of te laat komt). De onderwijsgevende ziet ook wie
met toestemming afwezig is. Is een deelnemer ongeoorloofd afwezig, dan krijgt de trajectbegeleider automatisch een
seintje. Onderwijstijd buiten de school (denk aan een vergadering met winkeliers over een plan van aanpak voor een
evenement) wordt geregisteerd doordat deelnemers een elektronische agenda binnen deze tool bijhouden. Een
medewerker accordeert dit. Op deze manier kan de opleiding ook gemakkelijk verantwoorden of ‘de 850 uren-norm’
(weer typisch MBO-jargon) is gerealiseerd. ‘Planning en score’ is namelijk ook gekoppeld aan het roosterprogramma,
zodat je het verschil ziet tussen gepland en gerealiseerd onderwijs. - Het onderwijs wordt in dagdelen gepland. Teams regelen zelf wie wat doet. Dat vergt wel regelmatig overleg.
Schooldirecteuren monitoren en coachen. - Volgens de inleiders is de betrokkenheid van deelnemers en docenten bij het onderwijs veel groter dan binnen
het eindtermgerichte onderwijs. Docenten zijn wel intensiever bij het onderwijs betrokken.
Na deze sessie vond nog een afsluitende discussie plaats. Een vertegenwoordiger van een onderwijsvakbond, een
voorzitter van een hogeschool en een stafmedewerker van een VMBO-school reageerden op drie stellingen. En ja: ook
de zaal kwam aan het woord. Ik heb hier eigenlijk geen vermeldenswaardige zaken gehoord (zoals zo vaak tijdens
discussies aan het eind van een manifestatie). Behalve dat één aanwezige aangaf geleerd te hebben dat het
belangrijk is aan docenten te vragen waar ze nog meer goed in zijn. Met andere woorden: maak beter gebruik van de
aanwezige talenten in je organisatie. Talenten, in de brede zin van het woord.
Samenvattend: na een weinig inhoudelijke, maar gedeeltelijk wel leuke opening, heb ik vier goede sessies
bijgewoond. De afrondende discussie was eigenlijk een hobbel voor de borrel. In die zin voldeed de
Beroepskolommanifestatie precies aan mijn verwachtingen. Al met al geen slechte score voor zo’n dag, als je mij
vraagt.Voor een volgende keer zou ik als organisatie trouwens de dag inhoudelijker starten. En eindigen met òf
sessies, òf een inhoudelijke ‘klapper’ (waarvoor deelnemers blijven) òf met iets erg leuks en orgineels
(theatersport is ook al een beetje uitgekauwd). Tussendoor zou ik wat meer ruimte in bouwen om te netwerken.
Zie ook de impressie van Emiel
Kanters
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie